In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
1. Spelling
van de persoonsvorm
in de
tegenwoordige tijd
De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.
Bijvoorbeeld:
worden - en = word
leiden - en = leid
houden -en = houd
Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit
geloven - en = gelov
reizen - en = reiz
lopen - en = lop
Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan
naar de ik-vorm
geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof
reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis
lopen - en = lop - de ik-vorm = loop
De persoonsvorm spellen in de
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,
zijn er maar drie mogelijkheden
om hem te schrijven.
De STAM schrijf je:
ik loop
ik fiets
ik praat
ik vind
loop jij
fiets jij
praat jij
vind jij
De STAM + T schrijf je:
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Het HELE WERKWOORD schrijf je:
wij lopen
zij fietsen
jullie praten
Fred en Laurien vinden