PV in TT

Nederlands 9-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel. Laptops dicht
  2. Lezen in leesboek
  3. Werkwoordspelling: PV in TT
  4. Oefening werkwoordspelling 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 9-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel. Laptops dicht
  2. Lezen in leesboek
  3. Werkwoordspelling: PV in TT
  4. Oefening werkwoordspelling 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet jij hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.


Schrijf de theorie mee op je laptop!

Slide 2 - Tekstslide

Aantekeningen
Maak een map aan voor het vak Nederlands. 

Maak een document aan en noem het 'aantekening werkwoordspelling'.

Slide 3 - Tekstslide

PV in TT
De tegenwoordige tijd is nu. Iets speelt zich nu/in het heden af. 

Als je een werkwoord moet schrijven, moet je eerst bedenken of het de persoonsvorm is (vraagproef/tijdproef).


Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm --> belangrijkste werkwoord in de zin.

We zijn nu aan periode drie begonnen.
  • Vraagproef: zijn we nu aan periode drie begonnen?
  • Tijdproef: We waren nu aan periode drie begonnen. 

De persoonsvorm verandert van plek/vorm. 

Slide 5 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De basis van het schrijven van de persoonsvorm in tt is de ik-vorm. 


De stam van een werkwoord 

vind je door van het

hele werkwoord -en af te halen.

-->  wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 6 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 7 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 8 - Tekstslide

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 9 - Tekstslide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

om hem te schrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Mogelijkheden
  1. ik-vorm
  2. ik-vorm + T
  3. Hele werkwoord 

Slide 11 - Tekstslide

1. ik-vorm

De ik-vorm schrijf je:

  1. Als degene die de persoonsvorm uitvoert één persoon (enkelvoud) is en als die persoon ik is
  2.  Als jij achter de pv staat 


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 12 - Tekstslide

2. ik-vorm + T

De STAM + T schrijf je:

  1. Als degene die de persoonsvorm uitvoert één iemand is (enkelvoud) en een andere vorm heeft dan ik --> jij, zij, hij, het



jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 13 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Het HELE WERKWOORD schrijf je:

  1. Als degene die de persoonsvorm uitvoert meerdere personen/dingen (meervoud) zijn.


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 
Wat: Maak in tweetallen of alleen de opdracht die op het bord staat.
Hoe: Fluister zachtjes.
Tijd: vijf minuten 
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link