01. Thema 3.1 - Organismen ordenen (1) 6-12

wel celkern
geen celwand
geen bladgroenkorrels
wel celkern
wel celwand
wel bladgroenkorrels
wel celkern
wel celwand
geen bladgroenkorrels
geen celkern
wel celwand
geen bladgroenkorrels
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

wel celkern
geen celwand
geen bladgroenkorrels
wel celkern
wel celwand
wel bladgroenkorrels
wel celkern
wel celwand
geen bladgroenkorrels
geen celkern
wel celwand
geen bladgroenkorrels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3: Ordening
Basisstof 1: Organismen ordenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3: Ordening
Basisstof 1: Organismen ordenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
Instructie Thema 3 bs 1
Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Organismen ordenen
  1. Je kunt de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
  2. Je kunt uitleggen wanneer organismen tot dezelfde soort horen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordenen
Een verzameling verdelen in groepen met hetzelfde kenmerk.

2 hoofdgroepen (=Domeinen):
  1. organismen met een celkern in hun cellen
  2. organismen zonder een celkern in hun cellen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordenen
Dit thema behandelt 
4 rijken:
  • Dieren
  • Planten
  • Schimmels
  • Bacteriën


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Celkern


Regelt alles wat er in een cel gebeurt.
Een bacterie heeft geen celkern!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 rijken
Alle organismen zijn verdeeld in 
4 grote groepen: De 4 rijken.

Bij het indelen heeft men gekeken naar de cellen. Cellen zijn de kleine bouwstenen waarvan een organisme is gemaakt.
Bij het indelen let je op de cel kenmerken: celkern, celwand en bladgroenkorrels.
celkenmerken
Een plantencel heeft alle kenmerken!
celkenmerken
Een bacterie heeft maar 1 kenmerk!
Elke cel van een organisme bevat celplasma (cytoplasma = een vloeistof).
Elke cel heeft daar omheen een heel dun elastisch vliesje (celmembraan). 
Dit celmembraan kan stofjes binnenlaten, eruit laten gaan en tegenhouden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celwand

Is een laagje om de cel heen die zorgt voor stevigheid.

Dieren hebben geen celwand!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bladgroenkorrels

Geven groene kleur aan bladeren.

Alleen planten hebben bladgroenkorrels!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep organismen bestaat uit cellen zonder celkern?
A
dieren
B
planten
C
schimmels
D
bacteriën

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke groep hebben de cellen een celkern en een celwand, maar geen bladgroenkorrels?
A
dieren
B
planten
C
schimmels
D
bacteriën

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk organisme kunnen de cellen bladgroenkorrels bevatten?
A
een berkenboom
B
een groene specht
C
een paddenstoel
D
een yoghurtbacterie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Organismen behoren tot  dezelfde soort als:
  • ze samen nakomelingen kunnen krijgen
  • die nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afrikaanse olifant
Indische olifant

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Plant of dier?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken Thema 1:

Huiswerk 12 december
Maken §3.1: 1 tm 4  
+
Leren 3.1
KGT

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Plantaardige cel
Bladgroenkorrels liggen in het celplasma (cytoplasma).
In de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats. In de bladgroenkorrels kan de plantencel zijn eigen voedsel maken.

Hiervoor heeft de plant water, koolstofdioxide en (zon)licht (energie) nodig. 
Bij de fotosynthese komt zuurstof vrij en voedsel voor de plant.
eigen voedsel maken
Wij kunnen in ons lichaam niet ons eigen voedsel maken.
Hiervoor gaan we naar de winkel of halen we ingrediënten van het land.
Ook dieren, bacteriën en schimmels kunnen het niet. Zonder planten zouden er geen voedsel en geen zuurstof zijn!
Voor zuurstof is de mens
 afhankelijk van de planten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organismen ordenen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling:
Levensverschijnselen
Er zijn 7 levensverschijnselen:

Waarnemen
Bewegen
Voeden 
Ademhalen
Uitscheiden
Groeien
Voortplanten

Levensverschijnselen zijn de kenmerken van het leven
(levenskenmerken). 

Noteer de 7 levensverschijnslen,  in je schrift. 

Leer ze uit je hoofd
1
Maak een kleine, simpele, gekke tekening van jezelf. Daarin zijn de 7 levensverschijnselen te zien.... Helpt jou dat om ze te leren?
2
Maak je liever een ezelsbruggetje zodat je de 7 levensverschijnselen kunt onthouden? Helpt jou dat om ze te leren?
3
Als jij aan je lievelingsdier denkt.... of een afbeelding daarvan hebt, kun je dan de 7 levensverschijnselen beter onthouden? 
waarnemen
Zien horen ruiken proeven en voelen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organisme:
een levend wezen

Omdat er zoveel soorten organismen op de aarde zijn, zijn ze geordend. Door te kijken naar dezelfde kenmerken zijn er groepen gemaakt.

Vraag:
Als je kijkt naar de afbeeldingen, hoe zou je de dieren dan kunnen ordenen? 

Oefening 2-tal:
Hoeveel vragen heb je nodig om er achter te komen welk dier jouw klasgenoot 'in het hoofd' heeft?
Beide een dier in het hoofd, stel om de beurt een vraag.
Wie wint? ..... op welke kenmerken heb jij gelet?
kikker

libelle
zebra

duizendpoot
kreeft
giraffe
kwal
roodborstje
Antwoord
door te letten op de lichaamsbouw of bijv. het milieu waar ze leven
zeester

Slide 32 - Tekstslide


Het is ook mogelijk dat beide vragen stellen aan elkaar (beide hebben een dier in gedachten.
Bespreken: Welke vragen heb je gesteld?
Op welke kenmerken van de dieren heb je gelet?
Vertakkingsschema
4 Rijken
Dit gaan jullie anders noteren (zie volgende slide!) 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies