Übungstest Kapitel 1 und 2
1 / 23
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Übersetze ins Deutsche
hoe
hoe
Slide 2 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
de zussen
de zussen
Slide 3 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
de grootouders
de grootouders
Slide 4 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
mooi, knap
mooi, knap
Slide 5 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
vijfenzestig
vijfenzestig
Slide 6 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
vriendelijk
vriendelijk
Slide 7 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
aardig
aardig
Slide 8 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
getrouwd
getrouwd
Slide 9 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
de broers en zussen
de broers en zussen
Slide 10 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche
erg houden van
erg houden van
Slide 11 - Open vraag
Übersetze ins Niederländische
Verwandten
Verwandten
Slide 12 - Open vraag
Übersetze ins Niederländische
wichtig
wichtig
Slide 13 - Open vraag
Übersetze ins Niederländische
Geburtstag haben
Geburtstag haben
Slide 14 - Open vraag
Was passt im Satz?
Welche ... hat das Wort?
Welche ... hat das Wort?
A
Grund
B
Handy
C
Bedeutung
D
jetzt
Slide 15 - Quizvraag
Was passt im Satz?
Ihr bekommt ein Lolly, ... ihr eine 10 holt.
Ihr bekommt ein Lolly, ... ihr eine 10 holt.
A
wenn
B
oft
C
jetzt
D
nur
Slide 16 - Quizvraag
Ergänze die richtige Form von haben oder sein
Ich .... drei Geschwister.
Ich .... drei Geschwister.
Slide 17 - Open vraag
Ergänze die richtige Form von haben oder sein
Wann ... ihr 13 Jahre alt geworden?
Wann ... ihr 13 Jahre alt geworden?
Slide 18 - Open vraag
Ergänze die richtige Form von haben oder sein
Mein Vater ... Deutschlehrer.
Mein Vater ... Deutschlehrer.
Slide 19 - Open vraag
Übersetze
hij wordt
hij wordt
Slide 20 - Open vraag
Übersetze
jullie zijn
jullie zijn
Slide 21 - Open vraag
Welk cijfer ga je halen?
