In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
OEFENTOETS INDIA H5 Klas 3
Slide 1 - Tekstslide
Wie zit waar?
Slide 2 - Tekstslide
Basisboek
Na de toets inleveren
In ruil voor
Slide 3 - Tekstslide
Laatste les
1. Oefenen met LessonUp vragen
2. Jaar afsluiten
Slide 4 - Tekstslide
Hoe spelen we dit?
1. In tweetallen
Waarom spelen we dit?
Slide 5 - Tekstslide
Waar ligt India?
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is geen buurland van India?
A
Nepal
B
Pakistan
C
Afghanistan
D
Bangladesh
Slide 7 - Quizvraag
Na de onafhankelijkheid werd India 1 land met daarin 1 centrale regering met daarnaast in elke deelstaat een eigen regering. Hoe noemen we dat ook wel?
A
Koninkrijk
B
Corruptie
C
Democratie
D
Federatie
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste godsdienst in India?
A
Islam
B
Boeddhisme
C
Hindoeisme
D
Christelijk
Slide 9 - Quizvraag
Waarom spreken de Indiërs zo goed Engels?
A
Dat leren ze op school
B
India was vroeger een kolonie van de VS
C
India was vroeger een kolonie van Groot Brittannië
D
India ligt dichtbij Australie
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de definitie van een lingua franca?
A
Dat is de munteenheid die gebruikt wordt in India
B
Dat is een type Hindi accent, veel gebruikt in de zuidelijke staten van India
C
Taal die lokaal gebruikt wordt door de fransen in hun kolonies
D
Taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met verschillende moedertalen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de hoofdstad van India?
A
Mumbai
B
New-Delhi
C
Bengaluru
D
Srinagar
Slide 12 - Quizvraag
Welke onderstaande uitspraak is van toepassing op het Kastenstelsel?
A
Het kastenstelsel zorgt voor gelijkheid
B
Het kastenstelsel is onzin en heeft nooit bestaan
C
Het kastenstelsel zorgt voor ongelijkheid
D
De Engelsen hebben het kastenstelsel ingevoerd
Slide 13 - Quizvraag
India heeft een groeiende bevolking. De helft van de bevolking is jonger dan 25 jaar, hoe noemen we die druk?
A
Grijze druk
B
Groene druk
C
Blauwe druk
D
Roze druk
Slide 14 - Quizvraag
De bevolking in India zal de komende 25 jaar blijven toenemen, maar het vruchtbaarheidscijfer neemt wel af. Wat is het vruchtbaarheidscijfer?
A
Het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw krijgt
B
Het aantal kinderen (onder de 18 jaar oud) in een land
C
Het gemiddelde aantal jaar dat kinderen bij hun ouders blijven wonen
D
Het gemiddelde aantal vrouwen dat zwanger kan worden in een land
Slide 15 - Quizvraag
Welke drie uitspraken zijn goed?
Juist
Onjuist
In India wonen veel moslims.
In India worden honderden verschillende talen gesproken.
30% van de inwoners van India is hindoe.
Urdu en Hindi zijn de twee officiële talen in India.
Niet alle Indiërs spreken Hindi.
Rundvlees wordt in India veel gegeten.
Slide 16 - Sleepvraag
Er zijn verschillende soorten regen. Welke zie je op het plaatje rechts?
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
Moesson
D
Frontale regen
Slide 17 - Quizvraag
Er zijn verschillende soorten regen. Welke zie je op het plaatje links?
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
Moesson
D
Frontale regen
Slide 18 - Quizvraag
Welke type wind zie je op de afbeelding?
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind
C
Zij wind
D
Lage wind
Slide 19 - Quizvraag
Waarom is het bij de ITCZ altijd bewolkt / regenachtig weer?
A
Bij de ITCZ is een hogedrukgebied, hier daalt de lucht. Tijdens het dalen vindt er condensatie
B
Bij de ITCZ is een hogedrukgebied, hier stijgt de lucht. Tijdens het stijgen vindt er condensatie
C
Bij de ITCZ is een lagedrukgebied, hier daalt de lucht. Tijdens het dalen vindt er condensatie
D
Bij de ITCZ is een lagedrukgebied, waar de lucht. Tijdens het stijgen vindt er condensatie en wolken-vorming plaats.
Slide 20 - Quizvraag
India heeft droge winters en natte zomers. Dat komt door de moesson. Wat is deze moesson?
A
Een storm vanuit de Himalaya
B
Een hittegolf
C
Wind die elk half jaar van richting wisselt
D
Een orkaan met veel onweer en neerslag
Slide 21 - Quizvraag
In welk seizoen is het regenseizoen in India?
A
Januari
B
December
C
Juli
D
Februari
Slide 22 - Quizvraag
Sleep de moesson naar het juiste plaatje!
Natte moesson
Droge moesson
Slide 23 - Sleepvraag
Welk begrip hoort bij bedrijven die vestigingen over de hele wereld hebben?
A
multinationals
B
analfabeten
C
informele sector
D
rijkdom
Slide 24 - Quizvraag
Wat is globalisering ?
A
Een heleboel bedrijven bij elkaar in een speciaal economische zone
B
Goedkope arbeid in lagelonenlanden
C
Een goede infrastructuur , onderwijs en zorg
D
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld + informati
Slide 25 - Quizvraag
Onder welk deel van de wereld valt India?
A
Centrum
B
Semi-periferie
C
Periferie
Slide 26 - Quizvraag
Wat hoefde veel bedrijven niet te doen als ze zich in de SEZ gingen vestigen?
Slide 27 - Open vraag
Waarom zijn er veel internationale bedrijven of fabrieken naar India gegaan? Schrijf/noem 2 redenen.
Slide 28 - Open vraag
Welke diagram hoort het meest bij India?
Slide 29 - Sleepvraag
opkomend land
Globalisering
dienstensector
braindrain
remittances
een land dat een snelle economische groei doormaakt
Geldzendingen van migranten naar het land van herkomst
Het proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie
Ook wel de tertiaire sector genoemd. bijv. winkeliers, kappers, advocaat
het vertrek van goedopgeleide mensen naar het buiteland
Slide 30 - Sleepvraag
In India zijn méér.......
A
jongeren dan ouderen
B
ouderen dan jongeren
Slide 31 - Quizvraag
In India
A
is de urbanisatiegraad en het urbanisatietempo lager dan in NL
B
is de urbanisatiegraad hoger en het urbanisatietempo lager dan in NL
C
is de urbanisatiegraad lager en het urbanisatietempo hoger dan in NL
Slide 32 - Quizvraag
India was een
A
vestigingskolonie van Groot - Brittannië
B
een exploitatiekolonie van Groot - Brittannië
Slide 33 - Quizvraag
Wanneer is de kans op het ontstaan van sloppenwijken het grootst?