In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H5: Verschillen in India
Slide 1 - Tekstslide
Waar ligt India?
Slide 2 - Sleepvraag
India was een Britse kolonie. De Britten hadden meerdere kolonië in Zuid-Azië. Hoe heet dit hele gebied waar India ook onder viel?
A
Brits Azië
B
Brits Indië
C
De Britse landen
D
Engels Azië
Slide 3 - Quizvraag
Na de onafhankelijkheid werd India 1 land met daarin 1 centrale regering met daarnaast in elke deelstaat eem eigen regering. Hoe noemen we dat ook wel?
A
Koninkrijk
B
Corruptie
C
Democratie
D
Federatie
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste godsdienst in India?
A
Islam
B
Boeddhisme
C
Hindoeisme
D
Christelijk
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel inwoners heeft India?
A
900 miljoen
B
1,2 miljard
C
1,4 miljard
D
1,7 miljard
Slide 6 - Quizvraag
Waarom spreken de Indiërs zo goed Engels?
A
Dat leren ze op school
B
India was vroeger een kolonie van de VS
C
India was vroeger een kolonie van Engeland
D
India ligt dichtbij Australie
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de definitie van een lingua franca?
A
Dat is de munteenheid die gebruikt wordt in India
B
Dat is een type Hindi accent, veel gebruikt in de zuidelijke staten van India
C
Taal die lokaal gebruikt wordt door de fransen in hun kolonies
D
Taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met verschillende moedertalen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de hoofdstad van India?
A
Mumbai
B
New-Delhi
C
Bengaluru
D
Srinagar
Slide 9 - Quizvraag
Welke onderstaande uitspraak is van toepassing op het Kastenstelsel?
A
Het kastenstelsel zorgt voor gelijkheid
B
Het kastenstelsel is onzin en heeft nooit bestaan
C
Het kastenstelsel zorgt voor grote ongelijkheid
D
De Engelsen hebben het kastenstelsel ingevoerd
Slide 10 - Quizvraag
India heeft een groeiende bevolking. De helft van de bevolking is jonger dan 25 jaar, hoe noemen we die druk?
A
Grijze druk
B
Groene druk
C
Blauwe druk
D
Roze druk
Slide 11 - Quizvraag
De bevolking in India zal de komende 25 jaar blijven toenemen, maar het vruchtbaarheidscijfer neemt wel af. Wat is het vruchtbaarheidscijfer?
A
Het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw krijgt
B
Het aantal kinderen (onder de 18 jaar oud) in een land
C
Het gemiddelde aantal jaar dat kinderen bij hun ouders blijven wonen
D
Het gemiddelde aantal vrouwen dat zwanger kan worden in een land
Slide 12 - Quizvraag
Welke drie uitspraken zijn goed?
Juist
Onjuist
In India wonen veel moslims.
In India worden honderden verschillende talen gesproken.
30% van de inwoners van India is hindoe.
Urdu en Hindi zijn de twee officiële talen in India.
Niet alle Indiërs spreken Hindi.
Rundvlees wordt in India veel gegeten.
Slide 13 - Sleepvraag
Wat is de belangrijkste rivier in India?
A
Ganges
B
Rijn
C
Amsterdam Rijnkanaal
D
Seine
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet het gebergte in India?
A
Alpen
B
Himalaya
C
Pyreneeën
D
Zwarte Woud
Slide 15 - Quizvraag
Er zijn drie typen regens. Wat is GEEN type regen?
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
Coriolisregen
D
Frontale regen
Slide 16 - Quizvraag
De wet van Buys Ballot bestaat uit 2 regels. De eerste regels is: wind waait altijd van hoge drukgebied naar lage drukgebied. Wat is de tweede regel?
A
Op het noordelijk en zuidelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar het noorden
B
Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar rechts met de wind in de rug, op het zuidelijk halfrond naar links
C
Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar links met de wind in de rug, op het zuidelijk halfrond naar rechts.
D
De wind waait altijd in een rechte lijn van hoog naar laag.
Slide 17 - Quizvraag
Welke type wind zie je op de afbeelding?
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind
C
Zij wind
D
Lage wind
Slide 18 - Quizvraag
Waarom is het bij de ITCZ altijd bewolkt / regenachtig weer?
A
Bij de ITCZ is een hogedrukgebied, hier daalt de lucht. Tijdens het dalen vindt er condensatie
B
Bij de ITCZ is een hogedrukgebied, hier stijgt de lucht. Tijdens het stijgen vindt er condensatie
C
Bij de ITCZ is een lagedrukgebied, hier daalt de lucht. Tijdens het dalen vindt er condensatie
D
Bij de ITCZ is een lagedrukgebied, waar de lucht. Tijdens het stijgen vindt er condensatie en wolken-vorming plaats.
Slide 19 - Quizvraag
India heeft droge winters en natte zomers. Dat komt door de moesson. Wat is deze moesson?
A
Een storm vanuit de Himalaya
B
Een hittegolf
C
Wind die elk half jaar van richting wisselt
D
Een orkaan met veel onweer en neerslag
Slide 20 - Quizvraag
In welk seizoen is het regenseizoen in India?
A
Januari
B
December
C
Juli
D
Februari
Slide 21 - Quizvraag
Sleep de moesson naar het juiste plaatje!
Natte moesson
Droge moesson
Slide 22 - Sleepvraag
Bekijk de kaart. Wanneer eindigt de moesson in Mumbai?
A
5 juni
B
10 juni
C
1 oktober
D
15 oktober
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent BNP?
A
Bruto Nationaal Product
B
Bruto Nationale Plaats
C
Behoorlijk Niks Papier
D
Beroep Nationale Politie
Slide 24 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij bedrijven die vestigingen over de hele wereld hebben?
A
multinationals
B
analfabeten
C
informele sector
D
rijkdom
Slide 25 - Quizvraag
Wat is globalisering ?
A
Een heleboel bedrijven bij elkaar in een speciaal economische zone
B
Goedkope arbeid in lagelonenlanden
C
Een goede infrastructuur , onderwijs en zorg
D
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld + informati
Slide 26 - Quizvraag
Onder welk deel van de wereld valt India?
A
Centrum
B
Semi-periferie
C
Periferie
Slide 27 - Quizvraag
Wat betekent SEZ?
A
Super Eigenzinnig Zeuren
B
Speciaal Economische Zones
C
Speciaal Econimische Zaken
D
Speciaal Euro Zone
Slide 28 - Quizvraag
Wat zijn Speciaal Economische Zones?
A
Gebied waar de Euro wordt gebruikt
B
Gebied waar buitenlandse bedrijven zich vrij mogen vestigen en minder belasting hoeven te betalen
C
Gebied waar grote multinationals zoals Apple en Microsoft hun kantoor hebben
D
Gebieden met veel fabrieken
Slide 29 - Quizvraag
Wat hoefde veel bedrijven niet te doen als ze zich in de SEZ gingen vestigen?
Slide 30 - Open vraag
Waarom zijn er veel internationale bedrijven of fabrieken naar India gegaan? Schrijf 2 redenen.
Slide 31 - Open vraag
New Delhi is een agglomeratie van bijna 22 miljoen inwoners en de verwachting is dat de stad 40 miljoen inwoners zal hebben in 2040.
Welk begrip past het beste bij deze zin over New Delhi?