10.2 Puberteit

10.2 Puberteit
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

10.2 Puberteit

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 10.2
  • Je kunt beschrijven hoe geslachtshormonen (oestrogeen/testosteron) ervoor zorgen dat er lichamelijke veranderingen op gaan treden. 
  • Je kunt primaire, secundaire en tertiaire geslachtskenmerken noemen/herkennen.
  • Je kunt uitleggen hoe jeugdpuistjes en mee-eters ontstaan. 

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Wat weten jullie nog?
  • Uitleg 10.2 deel 1
  • Filmpje
  •  Opdrachten maken

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet onderdeel 1?

Slide 4 - Open vraag

Wat geeft de hypofyse af (nummer 2)? Antwoord in enkelvoud.

Slide 5 - Open vraag

In de                            bevinden zich                           cellen, deze cellen kunnen zich                                 . Wanneer je groeischijven                                , veranderen ze in bot. Dit gebeurt allemaal onder invloed van het                              .
delen
groeschijven
groeihormoon
verkalken
kraakbeen

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Video

Geslachtshormonen
Hypofyse produceert hormonen in het
 begin van de puberteit. Die hormonen 
gaan naar de geslachtsorganen. Die 
reageren op deze hormonen door geslachtshormonen te maken:
  • de zaadballen maken testosteron (mannelijk)
  • de eierstokken maken oestrogeen (vrouwelijk)

Door deze geslachtshormonen ontstaan secundaire geslachtskenmerken.

Slide 8 - Tekstslide

Lichaam in de puberteit
Geslachtskenmerken = kenmerken waaraan je het verschil tussen jongens en meisjes kunt zien.
  • primair: zijn vanaf geboorte aanwezig.
  • secundair: ontstaan in puberteit.
  • tertiair: verschillen in kleding/denken/gedrag.

Vanaf het begin van de puberteit ben je vruchtbaar (na 1e ongesteldheid/zaadlozing). Dan kun je kinderen krijgen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat verandert er nog meer?
  • Groeispurt
  • Acne: huid maakt talg (vettige stof) -> gaat via poriën naar buiten. Als die verstopt raken, ontstaat er een mee-eter. Met bacteriën in de talg, wordt dit een puistje.
  • Zweet gaat ruiken (door zweetklieren)
  • Veranderende gevoelens

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Penis
Borsten
Baard in de keel
Grote schaamlippen
Vagina
Bredere heupen
Balzak
Toename spiermassa
Baardgroei

Slide 13 - Sleepvraag

Opdrachten
Basis: 1, 2, 4 t/m 9, 11 en 12
Verdieping: 13
Extra oefening: 10

Slide 14 - Tekstslide

Planning
  • Filmpje
  • Uitleg over 10.2 deel 2
  • Opdrachten maken 

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat je eigen identiteit ontwikkelen betekend.
  • Je kunt uitleggen wat transgender zijn betekent.
  • Je kunt de stappen noemen die transgenders doormaken wanneer zij van geslacht willen veranderen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Puberteit
Identiteit = wie je bent. 
Tijdens de puberteit ontwikkel je je eigen identiteit. Je gaat meer nadenken over bepaalde dingen:
  • Wat is voor jou belangrijk? 
  • Hoe kom je op anderen over?
  • Hoe zie je eruit?

Slide 18 - Tekstslide

Genderidentiteit hoort daar ook bij.

Als je geslacht niet gelijk is aan je genderidentiteit heb je genderdysforie en ben je transgender.






Slide 19 - Tekstslide

Geslachtsverandering
Als je een geslachtsverandering wilt, doorloop je een aantal stappen.

Transseksueel = iemand die van geslacht veranderd is.


Slide 20 - Tekstslide

Effect van hormonen op man/vrouw                        


Travestiet
= iemand die zich soms verkleed als het andere geslacht. Een travestiet heeft niet het gevoel dat diegene in een verkeerd lichaam is geboren.

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten
Basis: 1, 2, 4 t/m 9, 11, 12 en 16 t/m 18
Verdieping: 13
Extra oefening: 10

Slide 22 - Tekstslide