H1 Week 14

H1 Week 14
We gaan aan de slag met 5.1 Fictie waar je leert over het beoordelingswoorden en het geven van je mening.
In 5.2 Gedicht  leer je over beeldspraak en vergelijkingen.
Ook ga je weer met Nieuwsbegrip en Vlekkeloos Nederlands verder.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H1 Week 14
We gaan aan de slag met 5.1 Fictie waar je leert over het beoordelingswoorden en het geven van je mening.
In 5.2 Gedicht  leer je over beeldspraak en vergelijkingen.
Ook ga je weer met Nieuwsbegrip en Vlekkeloos Nederlands verder.

Slide 1 - Tekstslide

Als je een film gaat kijken, lees je dan eerst een recensie?

Slide 2 - Woordweb

Aan het begin van het jaar heb je een recensie geschreven over een boek van Maren Stoffels. Welke beoordelingswoorden heb je toen gebruikt?

Slide 3 - Open vraag

Waar let jij op bij het uitzoeken van een boek?

Slide 4 - Woordweb

Welk boek zou je de rest van de klas aanraden?

Slide 5 - Woordweb

Leerdoelen
Je leert over beoordelingswoorden en argumenten. Ook leer je over beeldspraak en vergelijkingen

Slide 6 - Tekstslide

Een boek beoordelen
Als je een boek beoordeelt gebruik je beoordelingswoorden:

Ik vond het boek spannend.
Ik vond het boek langdradig.

Slide 7 - Tekstslide

Een boek beoordelen
Je ondersteunt je mening met argumenten:

Ik vond het boek spannend, omdat tot het einde onduidelijk bleef wie de moordenaar was.
Ik vond het boek langdradig, omdat de eerste vijf hoofdstukken alleen maar een inleiding waren.

Slide 8 - Tekstslide

Weektaak
Talent 5.1
  • Lezen theorie, opdracht 2, 4, 6, 7, 10, 12
Talent 5.2
  • Lezen theorie, opdracht 2 (samen!), 3, 4 b t/m d, 6
Nieuwsbegrip AT en WS


Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert over beoordelingswoorden en argumenten. Ook leer je over beeldspraak en vergelijkingen

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent het als je een zin niet letterlijk moet lezen?

Slide 11 - Woordweb

Gedicht
Als je taal niet letterlijk, maar figuurlijk gebruikt, schrijf je met beelden. In beeldspraak wordt een beeld opgeroepen. Je kunt het voor je zien:

Er ligt een hart hier op straat
Daan Hofman

Slide 12 - Tekstslide

Gedicht
Een vorm van beeldspraak is een vergelijking:

Haar ogen stralen als de lentezon

Mijn kamer lijkt wel een vuilnisbelt

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een strofe?
A
Een witregel in een gedicht
B
Beeldspraak op meerdere regels
C
Een groepje versregels
D
Weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Een strofe is altijd even lang.
B
Elke strofe vertelt een eigen stukje van de inhoud.
C
Een gedicht heeft vaste regels voor de inhoud.
D
Weet ik niet.

Slide 15 - Quizvraag

Weektaak
Talent 5.1
  • Lezen theorie, opdracht 2, 4, 6, 7, 10, 12
Talent 5.2
  • Lezen theorie, opdracht 2 (samen!), 3, 4 b t/m d, 6
Nieuwsbegrip AT en WS


Slide 16 - Tekstslide