Hoofdzin + voegwoord + bijzin
De docent zei dat ik vanmorgen eindelijk op tijd was.
Voegwoord + bijzin+ hoofdzin
Omdat wij goed hebben gewerkt, mogen wij eerder naar huis.
Voegwoorden
die, dat, als, dat, omdat, vraagwoorden = het werkwoord aan het einde van de zin.
________________________________________________________________________________________
Hoofdzin + hoofdzin
Voegwoorden: want, en, dan, maar = het werkwoord voor of na het onderwerp.
Ik kan niet naar school, want ik heb hoofdpijn.