4.4 In en om het kasteel

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hallo!


Niet vergeten;
- Telefoon in je kluis! Zie ik hem wel? Dan ben je hem kwijt tot het einde van de dag.
- Wil je iets zeggen of vragen? Steek je hand omhoog.
- Laptops op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Wie is de leenman en wie is de leenheer?
A
De ridder is de leenman, de koning is de leenheer
B
De ridder is de leenheer, de koning de leenman
C
De monnik is de leenheer, de koning de leenman
D
De koning is de leenman, de boer is de leenheer

Slide 2 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de leenman en leenheer?
A
Klooster
B
Geestelijke
C
Drieslagstelsel
D
Leenstelsel

Slide 3 - Quizvraag

Wie was Karel de grote?

Slide 4 - Woordweb

4.4
In en om het kasteel
B1

Slide 5 - Tekstslide

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Oriëntatie                        (15min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 6 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders

Slide 7 - Tekstslide

Werken voor de graaf

Alles en iedereen op het land van de graaf was van hem. Ook de mensen. Zij waren zijn horigen. Ze werkten als boer in zijn gebied. Een groot deel van hun oogst moesten ze aan hem betalen. 

Slide 8 - Tekstslide

Werken voor de graaf

Soms kreeg de graaf ruzie met zijn buurman. Dan moesten ze voor hem vechten. Ook moesten ze onbetaalde klussen voor de graaf uitvoeren. Dat noem je herendiensten. Bijvoorbeeld een weg of brug repareren, of werken op de akkers van de graaf. De graaf was ook de baas over hun leven. Een horige mocht pas reizen, verhuizen of trouwen als de graaf dat goed vond

Slide 9 - Tekstslide

Een graaf beschrijft zijn bezit
‘Vlakbij de kerk wonen zeven horige boeren; elke boer betaalt mij 200 kilo graan, 4 karren hout, 4 kippen en 5 eieren, en 2 varkens. In mei en augustus moeten ze veertien dagen herendiensten doen.
Bij het dorp Velp zijn drie horige boeren. Zij moeten een vierde deel van de graanoogst aan mij betalen. Op de Veluwe, bij het dorpje Monnikhuizen, zijn vijf horige boeren; ieder betaalt mij 70 kilo graan, 2 varkens en 12 kippen.’

Slide 10 - Tekstslide

Een grote verandering
In de vroege Middeleeuwen verbouwden boeren hun akkers elk jaar opnieuw. Hoe ze mest moesten gebruiken, wisten ze waarschijnlijk niet. Daardoor werd de grond onvruchtbaar. De oogsten werden steeds kleiner.

Slide 11 - Tekstslide

Een grote verandering
Rond het jaar 800 ontdekten boeren een manier om het land beter te verbouwen. Ze verdeelden daarvoor hun grond in drie akkers. Elk jaar lieten ze één akker braak (leeg) liggen. Wel lieten ze hun vee erop lopen. Door de poep (mest) en door het jaar rust, werd de grond weer vruchtbaar. Dit heet het drieslagstelsel.

Slide 12 - Tekstslide

4.4
In en om het kasteel
B1

Slide 13 - Tekstslide

Dagmenu
1. Introductie                       (5min)
2. Oriëntatie                        (15min)
3. Opdrachten                     (15min)
4. Afsluiting                          (5min)

Slide 14 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders

Slide 15 - Tekstslide

Drie standen
In de Tijd van monniken en ridders leefden de mensen in drie groepen, de standen.

De eerste stand waren de geestelijken. Dat waren alle mensen van de kerk: de nonnen en monniken in hun kloosters, de bisschoppen en de priesters. En ver weg in Rome hun baas, de paus.

Slide 16 - Tekstslide

Drie standen
De tweede stand was de adel: de koning en zijn leenmannen, de graven en de ridders. De mensen van de eerste en tweede stand hadden de macht en het bezit.
De derde stand was het grootst. Bij deze stand hoorden vooral de boeren: de horigen

Slide 17 - Tekstslide

Schaakstukken
Je kent misschien wel het bordspel schaken. Dit zijn schaakstukken uit de vroege Middeleeuwen. Je ziet o.a. een koning (6) en een koningin (7), ridders (2 en 4) en een bisschop (3).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Een veilig huis
Het huis van een graaf werd vaak aangevallen. Daarom moest hij een stevig huis hebben. Een slimme graaf liet eerst een heuvel maken. Daarop bouwde hij zijn huis en een toren. Van daaruit kon hij de vijand goed zien aankomen. In de toren kwamen smalle schietgaten. Soldaten konden daardoor veilig pijlen naar de vijand afschieten. De eerste kastelen waren van hout, maar later van steen. Toen kwamen er meer torens en dikke muren bij een kasteel.




Slide 20 - Tekstslide

Een veilig huis
In de vroege Middeleeuwen moest een kasteel vooral een veilige plek zijn, geen gezellig woonhuis. De kastelen waren heel eenvoudig ingericht. In de winter was het er ijskoud, want kastelen hadden nog geen glazen ramen. De bewoners maakten dan een vuur in een grote ruimte. Daar probeerden ze warm te blijven. De winters waren voor de ridders lang en saai.




Slide 21 - Tekstslide

Help!
Horigen hadden veel plichten, dingen die ze móesten doen. Maar ze hadden ook rechten: de graaf moest zijn horigen beschermen bij gevaar. De Tijd van monniken en ridders was een gevaarlijke tijd. Vaak waren er rovers in het gebied. De graaf moest die met zijn ridders wegjagen. 

Slide 22 - Tekstslide

Help!
Lukte dat niet, dan mochten zijn horigen naar het kasteel vluchten. Daar konden ze schuilen. De graaf mocht dat niet weigeren. Vaak hielp de graaf zijn horigen goed, want aan een dode horige had hij niets. Maar sommige graven deden niets voor hun horigen. Dan was er niemand die hen hielp.

Slide 23 - Tekstslide

Dit moet je onthouden
Een leenman liet een kasteel voor zichzelf bouwen. Het kasteel was vooral een veilige plek. Boeren die in het gebied van de graaf woonden, heetten horigen. Ze hadden veel plichten.
In de vroege Middeleeuwen waren de mensen verdeeld in drie standen: de geestelijken, de adel en de boeren.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe heet de boer die werkt voor de graaf?
A
Vrije boer
B
Horige
C
Ridder
D
Koning

Slide 25 - Quizvraag


A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
C
Geen democratie
D
Wat is democratie? Kan ik dat eten?

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het drieslagstelsel?

Slide 27 - Woordweb

Opdrachten/Huiswerk
Maak:
4.4C & 4.4D
Volgende les: Verder met opdrachten 4.4 en werken aan je werkstuk

Slide 28 - Tekstslide