2G - Theme 4 - Ready, set, go!

Theme 4 - Ready, set, go!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Theme 4 - Ready, set, go!

Slide 1 - Tekstslide

Theme 4 - Ready, set, go!
Doelen:
- vragen/vertellen over wat iemand aan het doen was
- vragen/vertellen over wat er gaat gebeuren
- woordenschat vergroten over sport en competitie
- grammar: present perfect / toekomende tijd
   met going to en will

Slide 2 - Tekstslide

Verschil present perfect en past simple
  • Bij de past simple is de actie in het verleden en afgelopen.
  • De present perfect wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen

Slide 3 - Tekstslide

Present Perfect
Wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen

Slide 4 - Tekstslide

is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
past simple
nee
present perfect
(have/has volt dw)

Slide 5 - Tekstslide

past simple
is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ww + ed /
2e vorm onr

ja
no
No
ja

Slide 6 - Tekstslide

Als je iets nog nooit heb gedaan of je hebt iets altijd al willen doen 
ervaringen
is in het verleden begonnen en nog niet afgelopen
dus present perfect

Slide 7 - Tekstslide

Verschil present perfect en past simple


Signaal woorden:

Present perfect: already, for, since, how long.
Past simple: last year, yesterday, in 2010, an hour ago.

Slide 8 - Tekstslide

I lived in Doetinchem in 2001
I have lived in Doetinchem since 2017
Present Perfect
Past Simple

Slide 9 - Sleepvraag

We visited our friends last week
A
present perfect
B
past simple

Slide 10 - Quizvraag

I have known him all my life.
A
past simple
B
present simple
C
present perfect
D
Future

Slide 11 - Quizvraag

I went to Italy last year.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 12 - Quizvraag

Happened in the past, but still important.
A
past simple
B
present perfect
C
past simple
D
Future

Slide 13 - Quizvraag

Rebecca has gone to bed
A
Present simple
B
Future
C
Past simple
D
Present perfect

Slide 14 - Quizvraag

I've lost my passport
A
Present simple
B
Future
C
Past simple
D
Present perfect

Slide 15 - Quizvraag

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 16 - Quizvraag

He won the match this morning.
A
Present perfect
B
Past Simple

Slide 17 - Quizvraag

1
2
3
4
5
6
7

I've
practised
because
I want
a lot
to beat
Sally.

Slide 18 - Sleepvraag

really good
have trained
to get
in 
very hard
I
shape

Slide 19 - Sleepvraag

?
place
will
event
take
the
When

Slide 20 - Sleepvraag

?
hours
have you 
so many
to do
spent
Why
at the gym

Slide 21 - Sleepvraag

?
basketball
Peter
watch
the
going to
Is
game

Slide 22 - Sleepvraag

them
you'll
and
watch
come
I hope
practise

Slide 23 - Sleepvraag

Ready, set, go !

Slide 24 - Woordweb

A
above
anyway
beat
choice
equipment
complain
break
final
force
shoot
other
trip
support
replace
vervangen
struikelen
uitrusting
keuze
finale
dwingen
andere
boven
verslaan
klagen
schieten
breken
aanmoedigen
eigenlijk

Slide 25 - Sleepvraag

He lives in a flat                 the shoe shop.
Where do you live                 ?
I think Arsenal will                Liverpool.
We have a big                of food on the menu.
I'm going to                  about the bad service.
To go climbing you need lost of                    .


above
anyway
choice
equipment
replace
beat
complain

Slide 26 - Sleepvraag

If he doesn't want to go I can't                 him?
Do you have                  hobbies besides tennis?
I have to                  the batteries in my lamp.
I'm going to                  him at the match.
Do up your shoelaces or you'll                 over!
I'm going to                 the ball into the goal.

force
other
support
shoot
defender
replace
trip

Slide 27 - Sleepvraag

I have to get up                    tomorrow morning.
Are we                   there yet?
If you work hard, you'll                   a lot.
I play football at high                  .
Her level is                     , so she is really good.
You can all me                   .
At weekends I'm                   to do what I like.


early
nearly
level
anytime
anyone
achieve
advanced
free

Slide 28 - Sleepvraag

A
LEEG
action
bet
break
careless
dare
demonstration
fault
fetch
fractured
environment
injury
hardly
fool
insurance
dwaas
blessure
roekeloos
breken
schuld
ophalen
omgeving
ongeluk
verzekekering
weddenschap
uitdagen
gebroken
demonstratie
nauwelijks
daad

Slide 29 - Sleepvraag

LEEG
last
was
a
magazine
reading
Tim
night

Slide 30 - Sleepvraag

Grammar: future

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Future
- Present simple

Gebeurtenissen zijn een onderdeel van een rooster, dienstregeling, of ander schema. Er is een tijdsbepaling.

The tour starts at eight
The plane arrives at a quarter to ten

Slide 33 - Tekstslide

Future tense
- Present continuous (to be + ww + -ing)

Afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd/plaats al vast staat. Denk aan vliegtickets waar je al een tciket voor hebt gekocht. 

Jules is taking Daisy out on Friday around 8pm. 

Slide 34 - Tekstslide

Future tense
- To be going to

Wanneer iemand in de toekomst iets van plan is. Staat gelijk aan het Nederlandse werkwoord 'gaan'. Je hebt bewijs voor deze voorspelling, of je hebt er zelf geen controle over.

Look at the score! They are going to win!

Slide 35 - Tekstslide

Future tense
- Will

Bij beloftes, aankondigingen en een voorspelling waar je GEEn bewijs hebt. Je denkt dat het gaat gebeuren, maar je hebt hier geen bewijs voor.

You will probably win the lottery. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Future: to be going to
When to use: 
(1) Om aan te geven dat iemand iets in de toekomst van plan is
I am going to visit my grandparents tomorrow
(2) Een voorspelling waarvan je zeker weet dat het gaat gebeuren (je hebt bewijs).
Look at those grey clouds. It is going to rain.

Slide 38 - Tekstslide

We _________ watch the game at my cousin's.

Slide 39 - Open vraag

She ________ play hockey next Tuesday.

Slide 40 - Open vraag

Next week I _______ visit my aunt Helen.

Slide 41 - Open vraag

VRAAGZIN: Zet de woorden in de goede volgorde. 
in the ocean
swim
going to
Simon
is
they
are
going to
buy
new trainers

Slide 42 - Sleepvraag

Ontkenning: where in this sentence do we place 'not'?
I am going to do homework.
A
I not am going to do homework.
B
I am not going to do homework.
C
I am going to not do homework.
D
I am going to do homework not.

Slide 43 - Quizvraag

Future tense with 'will'
 will + ww
She will clean her room this afternoon.

Slide 44 - Tekstslide

Future: will
When to use: 
(1) Om iets aan the bieden, bij beloftes, aankondigingen.
The match will start in a few minutes. (aankondiging)
Yes mom, I will clean my room tonight. (belofte)
(2) Een voorspelling zonder dat je weet of het gaat gebeuren. (je hebt GEEN bewijs).
 I think they will win the match.

Slide 45 - Tekstslide

Ontkenningen en vraagzinnen
Bij ontkennende zinnen plaats je het woord "not" tussen "will" en het werkwoord.
They will not arrive on time. OF They won't arrive on time.
Bij vraagzinnen komt "will" vooraan in de zin. 
Let op! Bij I and we gebruik je "shall" in plaats van will.
Will they arrive on time?
Shall I call you tomorrow?

Slide 46 - Tekstslide

Ontkenning: where in this sentence do we place 'not'?
Ray will come to school tomorrow.
A
Ray not will come to school tomorrow.
B
Ray will come not to school tomorrow.
C
Ray will not come to school tomorrow.
D
Ray won't come to school tomorrow.

Slide 47 - Quizvraag

future
I think Mancester United _____ (win) tonight
A
are going to win
B
will win
C
wins

Slide 48 - Quizvraag


7. The weather ________ be sunny and dry tomorrow.

8. Marc ________ join us for dinner, he's not hungry.

9. _______ we meet at eight on Friday?

10. Maybe they _______ give you you money back if you ask nicely.
will
won't
shall
will

Slide 49 - Sleepvraag