Afsluiting betrekkelijk voornaamwoord

Latijn 2
Woensdag 22 april 2020
(allemaal 2'en :-))
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Latijn 2
Woensdag 22 april 2020
(allemaal 2'en :-))

Slide 1 - Tekstslide

Vragen
  • a Wat is een verschil tussen het zelfstandig vragend voornaamwoord en het bijvoeglijk vragend voornaamwoord? 
  • bijv. vr. vnw. congrueert met een ander woord, zelfstandig niet: staat op zichzelf.
  • b Wat is een verschil tussen het bijvoeglijk vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord? 
  • bijv. vr. vnw. leidt een vraag in, betrek. vnw. een bijzin, betrek. vnw. congrueert alleen in getal + geslacht, bijv. vr. vnw in getal, geslacht EN naamval
  • c Wat is een overeenkomst tussen het zelfstandig vragend voornaamwoord en het bijvoeglijk vragend voornaamwoord? 
  • leiden beide een vraag in
  • d Wat is een overeenkomst tussen het bijvoeglijk vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord? 
  • gebruiken hetzelfde rijtje

Antwoorden op opgave 1

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 2
Quiz!
Verbeter de fout

Slide 3 - Tekstslide

Nonne amor eam mutam fecerat? De liefde heeft haar zeker sprakeloos/stom gemaakt?
A
heeft ... gemaakt = had gemaakt
B
heeft gemaakt = maakte
C
stom hoort bij liefde: de stomme liefde
D
liefde is geen onderwerp, maar zij

Slide 4 - Quizvraag

verba, quae homines alii dixerant.
woorden herhalen, waarvan andere mensen iets hadden gezegd.
A
hadden gezegd = hebben gezegd
B
waarvan = over wie
C
alli = anderen, niet iets
D
waarvan = die, iets moet weg

Slide 5 - Quizvraag

arborum, inter quas se condiderat.
takken van bomen, die zich hadden verstopt. (2x)
A

Slide 6 - Quizvraag

Nonne accedere ad eum cupivit?
Ze wilde toch zeker niet naar hem gaan?
A
Ze = hij
B
toch zeker niet = toch zeker wel
C
wilde = had gewild
D
wilde = wil

Slide 7 - Quizvraag

Per breve tempus dubitabat.
Kort twijfelde ze gedurende tijd.
A
kort ... tijd = korte tijd
B
twijfelde = heeft getwijfeld
C
kort moet achteraan de zin
D
gedurende = in

Slide 8 - Quizvraag

Veni!
Narcissus: Kom!
Echo: Kom! / Ik ben gekomen!

Slide 9 - Tekstslide

Regels 29-39
Delia Fabula optima! Amor omnia vincit et … 29
Afer  Minime! Narcissus eam depulsavit. ‘Nemini 30
 licet me tangere,’ inquit, ‘nedum tibi!’ Dei autem 31
 eum poena gravi puniverunt ob superbiam, 32
 qua spreverat omnes. Narcissus in aqua fontis 33
 imaginem suam conspexit. Statim iuvenem, 34
 cuius imaginem vidit, amavit, sed eum 35
 tangere non poterat. Tristis ad fontem sedebat. 36
 Dolore tabescebat, donec dei misericordiam 37
 ostenderunt Narcisso, quem mutaverunt in 38
 florem. 39

Slide 10 - Tekstslide

Amor omnia vincit...
Vergilius!
amor vincit omnia et nos cedamus Amori.

Slide 11 - Tekstslide

Deze week
Voortgangstoets op itslearning
Een aantal opgaven 
Infinitivi en accusativi opspeuren

Slide 12 - Tekstslide

Voorproefje op de A.c.I.
na woorden als: zien, horen, voelen, menen, denken, bevelen,..
  • Servus dicit: pikachus ibi ambulat!
  • Servus dicit pikachum ibi ambulare
  • Servus dicit: in piscina sto
  • Servus dicit se in piscina stare 

Slide 13 - Tekstslide

Waar heb je behoefte aan bij de online lessen?

Slide 14 - Open vraag

Wat vinden jullie van Latijn?
A
makkelijk
B
moeilijk
C
makkelijk, maar moet er wel veel tijd in steken
D
moeilijk, ook al heb ik er veel tijd in gestoken

Slide 15 - Quizvraag


Vragen???

Slide 16 - Tekstslide