Les 24: Betrekkelijk voornaamwoord

Salvete omnes!
welkom terug bij deze les.
:D
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Salvete omnes!
welkom terug bij deze les.
:D

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het leukt dat je in het weekend hebt gedaan / meegemaakt?

Slide 2 - Woordweb

Vragen bij les 24:
1. Beantwoord de volgende vragen over r. 1 t/m 11
a Noteer uit r. 1 t/m 11 van les 24 het enige nevenschikkende voegwoord.
b Waarom is 'et' uit r. 1 geen nevenschikkend voegwoord hier?
c Noteer de vormen die lijken op bijvoeglijk vragende voornaamwoorden. Het zijn er 6. Het rijtje van de vragende voornaamwoorden stond op blz. 128 van je hulpboek.

Slide 3 - Tekstslide

Het mannelijke rijtje van het vragend voornaamwoord is:

Slide 4 - Open vraag

leren uit je hulpboek, of uit je schrift, want je hebt deze rijtjes opgeschreven, de rijtjes van qui, quae en quod
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

dat ev
gen ev
dat mv
abl ev
nom mv
cui
cuius
quae
quibus
quo

Slide 6 - Sleepvraag

Rijtje betrekkelijk vnw
= zelfde als vragend bijv. vnw.  :D. YAY. 
qui      quae    quod
cuius   cuius    cuius
cui        cui         cui
quem   quam   quod
quo    qua     quo
etc.

Slide 7 - Tekstslide

Ik begrijp betrekkelijk .... van het betrekkelijk voornaamwoord
A
weinig
B
veel

Slide 8 - Quizvraag

Betrekkelijke bijzin
is een onderschikkende zin

PIKACHU LOOPT DAAR. = HZ
die geel is = BZ 

PIKACHU, die geel is, LOOPT DAAR.

Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijke bijzin


PIKACHU, die geel is, LOOPT DAAR.

PIKACHUS (? :D..), qui flavus est, IBI AMBULAT. 

Slide 10 - Tekstslide

Betrekkelijk vnw
Pikachu is verdrietig vanwege de ketchupfles, die stuk is.

Pikachus lacrimat ob lagoenam ketchupi (? :D), quae fracta est.

Slide 11 - Tekstslide

Betrekkelijk vnw
Pikachu, van wie de fles is, huilt.

Pikachus, cuius lagoenam est, lacrimat.

Slide 12 - Tekstslide

Aantekening:
Vertaling betrek. vnw.

  • nom: [de kat] die, dat 
  • gen: [de man] van wie - waarvan
  • dat: [de boom] voor/aan/tegen wie/welke - waarvoor/waartegen
  • acc: [de leerling] die, dat
  • abl: [de ?? ] door/met wie - waardoor/waarmee 

Slide 13 - Tekstslide

Salvete omnes!

Slide 14 - Tekstslide

Ik begrijp betrekkelijk .... van het betrekkelijk voornaamwoord
A
weinig
B
veel

Slide 15 - Quizvraag

Qui Pikachus Ashum pulsat?

Ashum = Ash
A
Welke Pikachu slaat Ash?
B
Dat is Pikachu die Ash slaat

Slide 16 - Quizvraag

Qui Pikachus Ashum pulsat?

Qui in deze zin is:
A
Vragend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Pikachu, qui Ashum pulsat, flavus est

flavus = geel
A
Welke gele Pikachu slaat Ash?
B
Pikachu, die Ash slaat, is geel
C
Pikachu, waarmee Ash slaat, is geel
D
Wie is de gele Pikachu, die Ash slaat?

Slide 18 - Quizvraag

Pikachu, qui Ashum pulsat, flavus est

flavus = geel
A
qui = vragend voornaamwoord
B
qui = betrekkelijk voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

dat ev
gen ev
dat mv
abl ev
nom mv
cui
cuius
quae
quibus
quo

Slide 20 - Sleepvraag

Cuius Pikachi cibum est?

cibum = voedsel
A
Van welke Pikachu is dat eten?
B
Van welk eten is de Pikachu?
C
Dat is Pikachu, van wie het eten is

Slide 21 - Quizvraag

Cuius cibum est?

cibum = voedsel
A
Van welke Pikachu is dat eten?
B
Van welk eten is de Pikachu?
C
Welk eten is dat?
D
Van wie is het eten?

Slide 22 - Quizvraag

Cuius cibum est?

cuius = ?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Pikachu, cuius cibum est, est.
A
Van welke Pikachu is dat eten?
B
Van welk eten is de Pikachu?
C
Dat is Pikachu, van wie het eten is
D
Het eten is van Pikachu

Slide 24 - Quizvraag

Pikachu, cuius cibum est, est.

cuius = ?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 25 - Quizvraag

Maak de volgende oefenzinnen
1. Urbem, quae aedificata est, Romam vocamus.
2. Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.
3. Cui urbi muros Romulus aedificabat?
4. Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.

Slide 26 - Tekstslide

Urbem, quae aedificata est, Romam vocamus.
A
De stad, waarin gebouwd is, noemen wij Rome.
B
De gebouwde stad noemen wij Rome.
C
De stad, die gebouwd is, noemen wij Rome.
D
Welke stad die gebouwd is noemen wij Rome?

Slide 27 - Quizvraag

Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.
A
De stad, voor welke Romulus muren bouwde, was Rome.
B
De stad, van wie Romulus de muren bouwde, was Rome.
C
Romulus bouwde muren voor de stad, die Rome was.
D
De stad, die met muren door Romulus was gebouwd, was Rome.

Slide 28 - Quizvraag

Cui urbi muros Romulus aedificabat?
A
De stad voor welke Romulus muren bouwde.
B
Voor welke stad bouwde Romulus muren?

Slide 29 - Quizvraag

Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.
A
Romulus was koning van het volk dat in Rome leefde.
B
Het volk dat Romulus als koning had, leefde in Rome.
C
Het volk, van welke Romulus koning was, leefde in Rome.
D
Welk volk had Romulus als koning en leefde in Rome?

Slide 30 - Quizvraag

Ik begrijp betrekkelijk .... van het betrekkelijk voornaamwoord
A
weinig
B
veel
C
meer
D
minder

Slide 31 - Quizvraag

Huiswerk: vert. les 24 t/m r. 6
1. Servus, cuius nomen est Afer, et serva nomine Delia
2. ad cenam triclinium parant. In lectis mollia strata
3. ponunt, faciunt e floribus coronas, quibus ornant
4. triclinium. Inter opus sermonem habent.
5. Delia: Qui iuvenis in pictura est, quam videmus
6. in muro?


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Vandaag (Hodie)
vorige week: herhaald betrk & vr vnw

vandaag: 
plannen SO; huiswerk bespreken: vert. les 24 t/m r. 6 
verder oefenen met betrk en vr vnw 

Slide 35 - Tekstslide

17 april (?) 
(periode 4 alweer!)

SO les 24 

woorden les 24 & 
betrekkelijk vnw + vragend vnw (zelfst + vr) 

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk: bespr. les 24 t/m r. 6
1. Servus, cuius nomen est Afer, et serva nomine Delia
2. ad cenam triclinium parant. In lectis mollia strata
3. ponunt, faciunt e floribus coronas, quibus ornant
4. triclinium. Inter opus sermonem habent.
5. Delia: Qui iuvenis in pictura est, quam videmus
6. in muro?


Slide 37 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord


Opgave les 24 -  r. 1 /m 6 




Slide 38 - Tekstslide

Salvete omnes!
een van mijn lievelingsgifjes<

Slide 39 - Tekstslide

HODIE
Vorige week: betrek. vnw (antecedent & functie) 
& Narcissus & Echo 

Vandaag: Narcissus & Echo in Latijn vertalen - fouten uit vertaling halen 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Nu: vert. les 24 r. 7 t/m 11 
Afer: Est Narcissus, qui pulcherrimus erat, sed

8. cunctas puellas, quarum sensit amorem,

9. spernebat. Puella, quae maxime Narcissum

10. amabat, erat Echo. Ea ultro nulla verba dicere

11. poterat.

timer
8:08

Slide 42 - Tekstslide

Opgave les 24: r. 12-28
timer
10:00

Slide 43 - Tekstslide

Salvete omnes!

Slide 44 - Tekstslide


Vorige les

& start met bonus
opgave

Slide 45 - Tekstslide

Veni 
1e pers pf & imperativus 

Slide 46 - Tekstslide

Verder met bonusopgave  
29. Delia: Fabula optima! Amor omnia vincit et …
30. Afer: Minime! Narcissus eam depulsavit. ‘Nemini
31. licet me tangere,’ inquit, ‘nedum tibi!’ Dei autem
32. eum poena gravi puniverunt ob superbiam,
33. qua spreverat omnes. Narcissus in aqua fontis
34. imaginem suam conspexit. Statim iuvenem,
35. cuius imaginem vidit, amavit, sed eum
36. tangere non poterat. Tristis ad fontem sedebat.
37. Dolore tabescebat, donec dei misericordiam
38. ostenderunt Narcisso, quem mutaverunt in
39. florem.

Slide 47 - Tekstslide

Geef je vertaling OF streeptekst aan je buur 
(welke je maar het meest prettig bij voelt / het liefst van wie dat iemand er even naar kijkt)
en kijk deze na voor elkaar 


Gebruik de vertaling en streeptekst vervolgens gerust voor het voorbereiden van de toets :-)

Slide 48 - Tekstslide

uit r. 29-39 3 betrek. vmw:
1. qua - slaat terug op superbia - in bijzin nu bijw. bep. 'waarmee'
2. cuius - slaat terug op iuvenem - in de bijzin nu bezit 'van wie'
3. quem - slaat terug op Narcisso - in de bijzin nu lijdend voorwerp 'die'

Slide 49 - Tekstslide

Voorbeeld SO les 24:
 Tristis ad fontem sedebat.
37. Dolore tabescebat, donec dei misericordiam
38. ostenderunt Narcisso, quem (1) mutaverunt (2) in
39. florem.

Geef van de dikgedrukte woorden de vertaling:
1. ____________________ 
2. ____________________
etc.
1: die
2: veranderen / hebben veranderd / veranderden


Slide 50 - Tekstslide