H6: Natuurkrachten in Nederland

 Dynamiek op de wadden
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

 Dynamiek op de wadden

Slide 1 - Tekstslide

H6.1: Dynamiek op de wadden.
Het waddengebied is gevormd door water en wind.
De Waddenzee is een binnenzee in Nederland, Duitsland en Denemarken.

Elke 12 uur verandert het landschap van de Waddenzee compleet door het getij.
getij = dagelijkse eb en vloed
eb = afgaand water: zee valt droog
vloed = opkomend water: zee loopt vol
springtij = extra hoog water 2 weken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waar komt de vloedstroom in het waddengebied vandaan?
Hoeveel uur tijdverschil is er tussen vloed in Texel en vloed in Vlissingen?
Het gem. getijverschil is in Vlissingen 3.80 m en in Den Helder 1.40m. Bedenk waardoor dat verschil wordt veroorzaakt. 

Slide 4 - Tekstslide

-De Waddenzee
De Waddenzee bestaat uit verschillende onderdelen: 
1. Zeegat = toegang tot de open zee vanuit een rivier, zeearm of binnenzee
Door de schurende werking van de getijstromen 30-40 m diep.

Slide 5 - Tekstslide

Waar bezinken de zwaardere deeltje in de Waddenzeen? En waarom? 
Waar bezinken de lichtere deeltjes?

Slide 6 - Tekstslide

De Waddenzee bestaat uit verschillende onderdelen: 
2. Geul = zijtak van een zeegat in de Waddenzee die altijd onder water staat.

Zijn 5 tot 10 m diep.
 Alleen de zwaardere slibdeeltjes bezinken door hogere stroomsnelheid.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De Waddenzee bestaat uit verschillende onderdelen: 
3. Wantij = ondiepe plek in Waddenzee waar de vloedstromen uit twee zeegaten bij elkaar komen.
Ten zuiden van een eiland.
Goede plek om te wadlopen door bezinken van meeste slib.
4. Prielen = kleine droogvallend geul op een wadplaat.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

-Een waddeneiland
De Waddenzee scheidt de waddeneilanden van het vaste land. Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog

De zandbanken op de ‘kop’ en ‘staart’ van de eilanden veranderen steeds van plek door veranderingen in golven, getijstromen en zandaanvoer. opbouw en afbraak = dynamiek van het waddengebied

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Langs de hele Noordzeekust van de eilanden:
- brede zandstranden> daarachter duinen> ‘nat’ strand > overstroomt bij vloed> ‘droog’ strand > overstroomt alleen bij extra hoog water

Slide 16 - Tekstslide

Op de hogere, drogere delen van het strand lage duintjes:
stap 1: door de wind waait zand op
stap 2: het blijft liggen achter een obstakel
stap 3: strandduintjes groeien aaneen tot duinenrij
stap 4: aan zeekant gebeurt hetzelfde weer bij voldoende aanvoer van zand

Breed duingebied met:
- jonge duinen:+ hoger+ dichter bij zee
- oude duinen: + lager  + verder van zee

Slide 17 - Tekstslide


Aan de waddenkant van het eiland ligt een kwelder.
kwelder = begroeid stuk land dat direct grenst aan zee en alleen bij hoge vloed (storm, springtij) overstroomt.

De zee laat steeds een laagje slib achter.steeds hogere ligging ten opzichte van zee.

Een slenk voert het water af naar zee.

Vroeger: inpoldering Nu: beschermd natuurgebied

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

H6.2. Sporen uit de Ijstijd

Slide 21 - Tekstslide

Pleistoceen= tijdvak van de ijstijden
Hoe heet de periode waarin we nu leven?

Slide 22 - Tekstslide

Waarom breidt het ijs zich tijdens een ijstijd uit?

Slide 23 - Tekstslide

-Het Pleistoceen
De kracht van het landijs heeft Nederland tijdens het Pleistoceen gevormd.
Het Pleistoceen had afwisselend:- koudere perioden ijstijden / glacialen- warmere perioden  tussenijstijd / interglaciaal
Tijdens een ijstijd:veel neerslag valt als sneeuw + landijs groeit aan= lage zeespiegel= zich uitbreidende gletsjers Scandinavië naar Nederland

Slide 24 - Tekstslide

-Rivierenland
Het koude klimaat tijdens de ijstijden van het Pleistoceen veroorzaakte grote schommelingen in het regiem van de Nederlandse rivieren.
Zomer:- breed door veel smeltwater- rivierbeddingen raakten verstopt vlechtende rivier- groot gebied met grind en zand puinwaaier
Winter:- bijna droog door lage temperaturen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

-Oprukkend ijs
In de Saale-ijstijd bereikte het Scandinavische landijs de noordelijke helft van Nederland in twee fasen:

Fase 1: - lijn Texel – Coevorden- keileem in Noord- en Oost-Nederland- keileemkoppen/stuwwallen

Slide 29 - Tekstslide

In de Saale-ijstijd bereikte het Scandinavische landijs de noordelijke helft van Nederland in twee fasen:

Fase 2: - lijn Haarlem – Utrecht – Nijmegen- rand van ijs bestond uit tongbekkens- kracht van ijs vormde stuwwallen diepste punt: 125 m onder NAP  hoogste punt: 100 m boven NAP

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

-Poolwoestijn
In de laatste ijstijd veranderde Nederland in een poolwoestijn.
Nauwelijks begroeiing  veel zand verplaatst door de wind.
Veel van dit zand bedekte de Pleistocene ondergrond dekzand.
Löss is lichter en kwam daardoor verder landinwaarts terecht:Limburgse heuvels, België, Duitsland.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide