Können, dürfen mögen oefenen

Willkommen!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm
  • Start
  • Uitleg modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd 
  • Oefening LessonUp
  • Werken aan studieplanner

Slide 2 - Tekstslide

Am Ende der Stunde:
  • weet je wat modale werkwoorden zijn.
  • weet je de vertalingen van de Duitse modale werkwoorden.
  • kun je de modale werkwoorden vervoegen. 


Slide 3 - Tekstslide


Wat zijn modale werkwoorden?

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn "Modalverben"?
"Modalverben" geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.
De onderstreepte woorden zijn modale werkwoorden (Modalverben in het Duits), oftewel hulpwerkwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn 6 modale hulpwerkwoorden in het Duits:
1. können = kunnen
2. mögen = lusten, aardig vinden, leuk vinden
3. dürfen = mogen
4. müssen = moeten (noodzaak, wat niet anders kan)
5. sollen = moeten (de wil van iemand anders, een bevel)
6. wollen = willen

Slide 6 - Tekstslide

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 7 - Sleepvraag

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 8 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
können?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 9 - Quizvraag

Lisa mag einen Apfel.

Slide 10 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
mögen?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten/houden van

Slide 11 - Quizvraag

Der Hund darf hier reingehen.

Slide 12 - Tekstslide

Was bedeutet (betekent) das Verb
dürfen?
A
toestemming hebben
B
kunnen
C
zou graag willen
D
lusten

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de betekenis op van:
können, mögen, dürfen

Slide 14 - Open vraag

ich
du
wir
ihr

   kann

  darfst

 mögen

  dürft

Slide 15 - Sleepvraag

Dürfen:
er ......

Slide 16 - Open vraag

Vertaal:
(Lust) du Currywurst?

Slide 17 - Open vraag

Ich ...... (mag) morgen zu Hause bleiben!
A
darf
B
dürf
C
darft
D
dürft

Slide 18 - Quizvraag

Ihr ..... (kunnen) nicht später kommen.
A
kann
B
können
C
könnt
D
kannt

Slide 19 - Quizvraag

.......... (lusten) Sie deutsches Brot?
A
mögen
B
magt
C
magst
D
mögt

Slide 20 - Quizvraag

......... (kunnen) du mir sagen was ich tun soll?
A
können
B
kann
C
könne
D
kannst

Slide 21 - Quizvraag

Wessel ........ (mogen) noch nicht Scooter fahren.
A
mag
B
darf
C
kann
D
mög

Slide 22 - Quizvraag

Wessel ........ (mogen) noch nicht Scooter fahren.
A
mag
B
darf
C
kann
D
mög

Slide 23 - Quizvraag

Hausaufgaben
Wat? Pak je studieplanner voor en kijk welke opdrachten je nog niet afhebt.  D Lesen, G Schreiben of H Lesen.
Hoe? Hier ga je zelfstandig mee aan de slag. 
Hulp? Er mag overlegd worden, maar dit doe je fluisterend.
Klaar? Ben je klaar--> laat je opdrachten aftekenen en je mag aan de slag met slimstampen. 

Slide 24 - Tekstslide

Tschüs, bis nächste Woche!

Slide 25 - Tekstslide