Pro 3

Pro bijeenkomst 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MediawijsheidHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pro bijeenkomst 3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Focus bekijken en feedback op geven
- Opdrachten combineren in de praktijk
- Praktijk casus
- Reflecteren

Slide 3 - Tekstslide

Focus
- Formulier
- Smart
- Feedback

Slide 4 - Tekstslide

Praktijkcasus
Wie heeft er een bijzondere gebeurtenis, waarbij je het gevoel had handelingsverlegen te zijn?

Slide 5 - Tekstslide

Reflecteren; 
Wat is de essentie en wat moet iedereen hiervan weten?


- Spiraalmodel van Korthagen
- Ui-model van Korthagen
- IJsbergmodel van McClelland

Slide 6 - Tekstslide

Reflecteren op eigen handelen
evalueren versus reflecteren= niet hetzelfde

  • Bij evalueren bekijk je hoe een situatie is verlopen, hoe je hebt gehandeld, wat goed ging en wat je anders zou doen

  • Bij reflecteren ga je in op het WAAROM en op GEVOEL. Achterliggende gedachte is dat je in staat bent je handelen te veranderen of bewuster te handelen als je weet waarom je iets doet

Slide 7 - Tekstslide

Spiraalmodel van Korthagen
1.  Handelen en ervaring: Omschrijf de situatie. Wat wilde je bereiken?
2. Terugblikken: Wat gebeurde er? Wat deed, dacht en voelde je?
3. Bewustwording van essentiële aspecten: Wat ging anders en waardoor gebeurde dat? Wat is de kern van het probleem?
4. Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
Welke mogelijkheden zie je om de situatie te veranderen? 
Je bedenkt alternatieven om uit te proberen in de praktijk.
5. Uitproberen: Je probeert deze alternatieven uit.

Slide 8 - Tekstslide

Het ui-model
  • Uit onderzoek blijkt fase 3 cruciaal
voor betekenisgerichte reflectie.

  • Als identiteit, betrokkenheid en 
kernkwaliteiten meedoen dan kom je tot
kernreflectie (denken, voelen, willen)


  • Als al deze niveaus met elkaar sporen, is er sprake van effectief functioneren. 
  • Als er fricties tussen de niveaus zijn, ervaart de persoon een probleem.

Slide 9 - Tekstslide

Omgeving
-Door welke omstandigheden word ik geprikkeld?
-Waar moet de omgeving aan voldoen, wil ik mij op mijn gemak voelen?
-Waar reageer ik op, wanneer en met wie?
-Wat kan mij boos maken?
-Waar raak ik gespannen van?
-Wat roept deze situatie bij mij op en waardoor wordt dit veroorzaakt?
Gedrag
-Wat doe ik?
-Welke acties heb ik ondernomen?
-Wanneer werk ik methodisch en wanneer vanuit mijn intuïtie?
-Wanneer werk ik routinematig?
-Op welke manier geef ik samenwerking vorm?
-Hoe is mijn gedrag te omschrijven?

Slide 10 - Tekstslide

Vaardigheden
-Wat kan ik?
-Hoe pak ik het aan?
-Welke van mijn sterke kanten komen naar voren?
-Welke vaardigheden heb ik ingezet?
-Welke methoden hanteer ik?
-Welke kennis heb ik ingezet?
-Welke gedachten roept deze situatie bij mij op?

Overtuigingen
-Waarom doe ik het?
-Wat vind ik belangrijk (in deze situatie)?
-Waar geloof ik in?
-Welke normen hanteer ik?
-Wat zijn mijn verwachtingen?
-Welke stokpaardjes hanteer ik?
-Hoe geef ik vorm aan de visie van de organisatie waar ik werk?
-Hoe zie ik mijn eigen rol(len) in deze casus?
-Welke belangen onderscheid ik?
-Welke emoties spelen voor mij een rol?
-Welke verantwoordelijkheden ervaar ik?
-Welke (conflicterende) waarden staan voor mij centraal?
Welke overtuigingen heb ik?

Slide 11 - Tekstslide

Identiteit
-Wie ben ik?
-Wat is mijn levensdoel?
-Hoe zie ik mijn professionele rol?
-Hoe zou ik mijzelf als hulpverlener omschrijven?
-Welke rol neem ik aan?
-Op welke momenten in deze situatie ben ik mijzelf?
-Welke persoonlijke eigenschappen komen naar voren?
-Hoe wordt duidelijk wie ik ben?
Betrokkenheid
-Wat zijn mijn diepste waarden?
-Van waaruit handel ik?
-Wat is mijn ideaal of mijn missie?
-Wat is mijn roeping?
-Wat zijn voor mij de hoogste waarden in het leven?
-Wat wil ik bereiken?
-Wat motiveert mij?
-Hoe haal ik zingeving uit mijn werk?

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldtaal reflectieverslag
juist
onjuist
Ik-vorm:
Ik vroeg daarom om stilte.

Vaag taalgebruik voorkomen:
Tijdens de les vroeg ik student X mij de liniaal, het potlood en zijn telefoon te geven omdat hij hierdoor afgeleid werd.

Focus op jezelf:
Persoon X sprak mij aan op Y. Ik voelde mij in deze situatie onzeker. Daarom heb ik mij kort afgezonderd in lokaal Z om kort daarna terug te komen met de juiste antwoorden.
 onnodig passief:
Er werd daarom gevraagd om stilte.

te vaag:
Ik vroeg de leerling mij dingen te geven om niet afgeleid te worden. 

Te gefocust op anderen;
Persoon X sprak mij aan over Y. In deze situatie heeft persoon X mij onjuist behandeld en zo mij gedwongen om mij af te zonderen. 


Slide 13 - Tekstslide

Verdiepingsvragen voor een reflectie
1. Wat was de situatie; wat gebeurde er, wanneer, wat was jouw rol en wat was de rol van anderen?
2. Hoe heb je gehandeld?
3. Wat wilde je bereiken met je gedrag en waarom?
4. Wat werd er van je verwacht en wat verwachtte je zelf van jezelf?
5. Hoe voelde je je tijdens de situatie en waarom?
6. Welk effect had jouw gedrag op anderen en waarom?
7. Kun je aan jouw gedrag en de situatie een bepaalde theorie verbinden?
8. Op welke manier heeft de situatie je aan het denken gezet?
9. Wat was positief?
10. Wat kan verbeterd worden, ofwel welke leerdoelen kun je stellen?
11. Wat ben je over jezelf en anderen te weten gekomen?
12. Wat kan of wil je een volgende keer uitproberen, anders of beter doen?

Slide 14 - Tekstslide

De vloer is lava....

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide