Lektion 1.2/3, Kapitel 1

Herzlich Willkommen
Wie geht es dir?
- Laptop op tafel
- Boek op tafel
- Schrift op tafel
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen
Wie geht es dir?
- Laptop op tafel
- Boek op tafel
- Schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Dagopening
Je eigen mening vormen

Slide 2 - Tekstslide

Planung
1.    Herhaling W-Fragen und werkwoorden
2.   haben und sein leren
3.   Redemittel doorleren
4.   Video met opdracht
5.   Zelfstandig oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Welche W-Fragen kennst du noch?

Slide 4 - Woordweb

... heißt du?
... kommst du?
... wohnst du?
... ist dein Name?
... bist du?
woher
wo
was
wer
wie

Slide 5 - Sleepvraag

Vervoegen van de werkwoorden
Stap 1. De persoonlijke voornaamwoorden.

Stap 2. De stam van het werkwoord

Stap 3. Het vervoegen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord?

Slide 7 - Open vraag

Vervoegen = stam is "komm"
Ich komme
Du kommst
Er/sie/es kommt
Wir kommen
Ihr kommt
sie/Sie kommen
esttenten

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste vervoeging?
werkwoord = schwimmen
stam = schwimm
A
ich schwimmst
B
ich schwimme
C
ich schwimmt
D
ich schwimmen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging?
werkwoord = spielen
stam = spiel
A
du spielt Fußball
B
du spiele Fußball
C
du spielen Fußball
D
du spielst Fußball

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging?
werkwoord = reisen
Stam eindigt op -s!
A
du reisst
B
du reist
C
du reisest
D
du reiste

Slide 11 - Quizvraag

Verben 'haben' en 'sein
Open bladzijde 18 en lees zelf eerst door.



Slide 12 - Tekstslide

zijn
Ik ben
Jij bent
Hij is
Zij is
Het is
Wij zijn
Jullie
Zij zijn
U bent
Ik ben geweest
sein
Ich ...
Du ....
Er ...
Sie ...
Es ...
Wir ....
Ihr ....
Sie ....
Sie ...
Ich bin .......

Slide 13 - Tekstslide

Beispiele (voorbeelden)
Ik ben ziek = Ik bin krank
Jij bent niet ziek = Du bist nicht krank
Sind Sie auch krank? = Bent u ook ziek?

Ben jij Thomas = .... du Thomas?
Nee, ik ben Marten = Nein, ich ... Marten
Hij is Thomas = Er ... Thomas

Slide 14 - Tekstslide

hebben
Ik heb
Jij hebt
Hij heeft
Zij heeft
Het heeft
Wij hebben
Jullie hebben
Zij hebben
U heeft
Ik heb gehad
haben
Ich ....
Du ....
Er ...
Sie ...
Es ...
Wir .....
Ihr ....
Sie .....
Sie ....
Ich habe .........

Slide 15 - Tekstslide

Beispiele (voorbeelden)
Ik heb een zus = Ich habe eine Schwester
Jij hebt geen zus = Du hast keine Schwester
Hebt u ook een zus? = Haben Sie auch eine Schwester?

Hij heeft een hond = Er ... einen Hund
Wij hebben helaas geen hond = Wir ..... leider keinen Hund
Jullie hebben ook een hond = Ihr .... auch einen Hund

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Üben! Oefenen!
Aufgabe (opdracht) 10, bladzijde (Seite) 19

1 t/m 7

timer
4:00

Slide 19 - Tekstslide

Redemittel besprechen
Bladzijde 49!



Slide 20 - Tekstslide

Aufgabe 2
Op bladzijde 23
Auf Seite 23

Slide 21 - Tekstslide

Aufgabe 3
Op bladzijde 25
Auf Seite 25

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting
1. Ik kan de werkwoorden 'haben' en sein' vervoegen

2. Ik kan woorden over 'familie' vertalen.

Weektaak is:
- Lektion 1.2: opdracht 11 en 12
- Lektion 1.3: opdracht 1 tot en met 5.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video