03/10 V1F

V1F - 3 oktober
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

V1F - 3 oktober

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhalen verleden tijd
Afmaken taak 4: schrijf adviezen (niet af = huiswerk!)
Afmaken Disk grammatica: 
- het werkwoord; 2.19, 2.20 en 2.21 (niet af = huiswerk!)
Verder oefenen met verleden tijd

Lesdoel: Je herkent de verleden tijd in de persoonsvorm.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de stam?
denken
A
denken
B
denkt
C
denk
D
dacht

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de stam?
leven
A
leven
B
leef
C
leev
D
lev

Slide 4 - Quizvraag

Welke is de verleden tijd?
A
lopen
B
loopt
C
liepen

Slide 5 - Quizvraag

Welke is de verleden tijd?
zwaaien
A
zwaait
B
zwaaide
C
zwaaien
D
zwaai

Slide 6 - Quizvraag

Welke is het zwakke werkwoord?
A
voetballen - voetbalden
B
denken - dachten

Slide 7 - Quizvraag

Welke is het sterke werkwoord?
A
geven - gaven
B
zwaaien - zwaaiden

Slide 8 - Quizvraag

Zwakke werkwoorden
1. De stam van het werkwoord
2. Wat is de laatste letter van de stam?
3. Zit de laatste letter in   't    s  e  x  y    f  o s  ch  aa  p ?
4. Ja? --> +te(n)
     Nee? --> +de(n)

werken --> werk --> ja --> werk + te(n) --> ik werkte, wij werkten

Slide 9 - Tekstslide

Welke is juist?

't s e x y f o k s ch aa p
A
horen - hoorden
B
horen - hoorten

Slide 10 - Quizvraag

Welke is juist?

't s e x y f o k s ch aa p
A
bloeien - bloeiden
B
bloeien - bloeiten

Slide 11 - Quizvraag

Welke is juist?

't s e x y f o k s ch aa p
A
stappen - stapden
B
stappen - stapten

Slide 12 - Quizvraag

Welke is juist?

't s e x y f o k s ch aa p
A
juichen - juichden
B
juichen - juichten

Slide 13 - Quizvraag

Welke is juist?

't s e x y f o k s ch aa p
A
vegen - veegden
B
vegen - veegten

Slide 14 - Quizvraag

Aan het werk
Disk thema 12 af!! Bronnen en bouwstenen, morgen toets.

Afmaken taak 4: schrijf adviezen (niet af = huiswerk!)

Afmaken Disk grammatica:
- het werkwoord; 2.19, 2.20 en 2.21 (niet af = huiswerk!)

Klaar? Hand opsteken! Of kom bij mij
Verder oefenen met verleden tijd
timer
30:00

Slide 15 - Tekstslide

Einde van de les


Lesdoel: Je herkent de verleden tijd in de persoonsvorm.

Dat gaan we checken ...




Slide 16 - Tekstslide

Welke is de verleden tijd?
A
De man liep naar huis.
B
De vrouwen lopen naar het busstation.

Slide 17 - Quizvraag

Welke is de verleden tijd?
A
Hij zwaait naar het meisje op de stoep.
B
De kinderen zwaaiden vanochtend naar de juf.
C
Ik zwaai naar mijn moeder in de auto.

Slide 18 - Quizvraag

Welke is de verleden tijd?
A
De fans juichten naar de voetballers.
B
Hij juicht voor zijn vrije dag.
C
Ik begrijp de verleden tijd, dus ik juich.

Slide 19 - Quizvraag

Morgen:
Huiswerk voor het derde uur:
Disk taak 4 af en ingeleverd.
Disk grammatica het werkwoord: 2.19, 2.20 en 2.21 af.

Verder:
Morgen toets Disk thema 12 (1e uur). Thema niet af = geen toets
Invullen tabel gesprekken!!

Slide 20 - Tekstslide