Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Compañeros 1 - unidad 4
UNIDAD 4
ME GUSTA BAILAR
UNIDAD 4
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
UNIDAD 4
ME GUSTA BAILAR
UNIDAD 4
Slide 1 - Tekstslide
La prueba Unidad 4 - toetsweek
Wat moet je leren?
GUSTAR, QUERER, HAY, SER, ESTAR
Slide 2 - Tekstslide
¿Qué comida te gusta más?
el atún
las patatas
la manzana
la pera
el helado
la ensalada
la tarta
el filete
las galletas
la sopa
Slide 3 - Poll
Slide 4 - Tekstslide
Het werkwoord gustar bestaat dus uit 2 delen.
El verbo gustar
1
2
ME (ik)
TE (jij)
GUSTA
GUSTAN
+
Geeft aan
wie
iets leuk vindt.
Geeft aan
wat
je leuk vindt.
enkelvoud, werkwoorden
meervoud
Slide 5 - Tekstslide
gusta
gustan
bailar
los perros
inglés y portugués
fruta
la leche
jugar a videojuegos
Slide 6 - Sleepvraag
Wat betekent GUSTAR?
timer
0:25
A
lezen
B
lekker vinden
C
houden van
D
eten
Slide 7 - Quizvraag
A María __________________ (gustar) las tapas.
A
les gustan
B
le gusta
C
le gustan
D
la gustan
Slide 8 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
¿A ti ____________ comer?
timer
0:15
A
te gusta
B
te gustan
Slide 9 - Quizvraag
Maak de juiste keuze:
* (A mí) ...………... el color rojo.
timer
0:15
A
me gustan
B
mi gusta
C
me gusto
D
me gusta
Slide 10 - Quizvraag
Maak de juiste keuze:
(A Juan).........................gusta cantar.
timer
0:15
A
me
B
le
C
les
D
nos
Slide 11 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van 'gustar':
(a ti).............el deporte.
timer
0:15
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto
Slide 12 - Quizvraag
Wij houden van fruit.
A
Nos gusta la fruta
B
Nos gustan la fruta
Slide 13 - Quizvraag
el desayuno
desayunar
la comida
cenar
la cena
comer
ontbijten
het ontbijt
lunchen
de lunch
dineren/ avondeten
het diner / avondeten
Slide 14 - Sleepvraag
¿Vosotros _________( querer) ir al cine este viernes?
A
queréis
B
quereis
C
quieren
D
queremos
Slide 15 - Quizvraag
El verbo querer:
Yo _________ comer chocolate.
A
quero
B
quiero
C
querer
Slide 16 - Quizvraag
Mi hermana (querer) ______ viajar a Latinoamérica.
A
quiere
B
quieres
C
quere
D
quiero
Slide 17 - Quizvraag
vervoeg
querer (nosotros)
A
queréis
B
quieremos
C
quieréis
D
queremos
Slide 18 - Quizvraag
¿Qué tipo de comida es?
A
el desayuno
B
el almuerzo
C
la cena
D
el plato
Slide 19 - Quizvraag
Hay: er is / er zijn
Hay 28 personas en la clase.
En el frigorífico, no hay zanahorias.
En el frigorífico, hay tomates
Slide 20 - Tekstslide
Vertaal naar het Spaans
Er zijn veel kippen -->
HAY MUCHOS POLLOS
Er is een diner -->
HAY UNA CENA
Er zijn 9 uien -->
HAY NUEVE CEBOLLAS
Er is toetje -->
HAY POSTRE
Er zijn peren -->
HAY PERAS
Er zijn veel drankjes -->
HAY MUCHAS BEBIDAS
Slide 21 - Tekstslide
HAY
Maar wat wordt er met HAY bedoeld?
HAY betekent ER IS of ER ZIJN.
Het hoeft NIET vervoegd te worden
!
Er is geen yo Hay, tú hay etc
WEL:
- Hay playas bonitas en México (er zijn mooie stranden in México)
- Hay mucha gente (er zijn veel mensen)
Slide 22 - Tekstslide
En Amsterdam hay...
A
muchos turistas
B
playas
C
tres aeropuertos
D
pocas bicletas
Slide 23 - Quizvraag
Perdone, ¿hay ...
A
... parque?
B
... el parque por aquí?
C
... uno parque por aquí?
D
... un parque por aquí?
Slide 24 - Quizvraag
HAY betekent ...
A
Er is
B
Er zijn
C
A en B
D
Zijn
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
HABLAR - NOSOTROS
A
HABLÉ
B
HABLASTE
C
HABLAMOS
D
HABLASTEIS
Slide 27 - Quizvraag
Hablar
A
eten
B
praten
C
leven
Slide 28 - Quizvraag
Vosotros (hablar)
A
hablas
B
hablan
C
habláis
D
hablamos
Slide 29 - Quizvraag
hablar, tú
A
habla
B
hable
C
hablad
D
hablas
Slide 30 - Quizvraag
comer, usted
A
comed
B
coman
C
coma
D
come
Slide 31 - Quizvraag
Nosotros (comer)
A
ciomimos
B
comemos
C
comenos
D
comen
Slide 32 - Quizvraag
comer
tú
A
comes
B
coméis
C
como
D
comen
Slide 33 - Quizvraag
comer - yo
A
comí
B
comé
C
comió
D
comó
Slide 34 - Quizvraag
comer
tú
timer
0:30
A
comes
B
coméis
C
como
D
comen
Slide 35 - Quizvraag
comer, vosotros
A
coméis
B
comes
C
comen
D
comed
Slide 36 - Quizvraag
comer
A
eten
B
drinken
C
tekenen
D
dansen
Slide 37 - Quizvraag
vivir
timer
1:00
A
slapen
B
eten
C
leven
D
wonen
Slide 38 - Quizvraag
Vosotros (vivir)
A
vivisteis
B
vivimos
C
vivemos
D
vivís
Slide 39 - Quizvraag
vivir
yo
timer
0:20
A
viven
B
vivo
C
vivís
D
vive
Slide 40 - Quizvraag
Nosotros (vivir)
A
vivisteis
B
vivimos
C
vivemos
D
vivís
Slide 41 - Quizvraag
Ellos (vivir) en Madrid.
A
viven
B
vive
C
vivís
D
vivo
Slide 42 - Quizvraag
Slide 43 - Video
Meer lessen zoals deze
Compañeros 1 - unidad 4
Februari 2023
- Les met
44 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Repaso verbos Unidad 4 & 5
Maart 2024
- Les met
44 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Repaso Gramática unidad 4C1 + Frases claves
Mei 2023
- Les met
37 slides
Samenvatting Compañeros 1 Unidad 4
Maart 2024
- Les met
43 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Compañeros 1 - unidad 4 - 23 de enero
Januari 2025
- Les met
20 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Repaso H2 -P3
Maart 2023
- Les met
17 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Compañeros 1 - unidad 4
Maart 2022
- Les met
20 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Samenvatting Compañeros 1 Unidad 5
September 2024
- Les met
45 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2