vwo2- C.5-§10- voegwoord

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?




In deze les leer je nevenschikkende plus onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken


Slide 2 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
– Ik eet niet graag een Zeeuwse bolus of een koffiebroodje, want daarvan gaan je vingers plakken.
In deze zin zijn de woorden of en want voegwoorden. 

De achtbaan is genoemd naar Max en Moritz, omdat die bekend zijn uit de literatuur.
In deze zin zijn de woorden en en omdat voegwoorden.






Slide 3 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Een voegwoord verbindt:
twee woorden: aardrijkskunde of geschiedenis

twee woordgroepen: een nieuwe tentoonstelling en een lezing van Freek Vonk

twee zinnen:
– {Jongeren kijken vrijwel geen televisie}, maar {ze kijken wel filmpjes op TikTok}.
– {(Voordat Sarah naar Spanje emigreerde), heeft ze Spaans geleerd}.

Slide 4 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Er zijn twee soorten voegwoorden:

Een nevenschikkend voegwoord (ns.vgw) verbindt meestal twee woorden, ( patat of pannenkoeken)
 twee woordgroepen ( geen blauw shirt maar een groen overhemd)of twee hoofdzinnen – {hoofdzin Een tompouce is lekker}, maar {hoofdzin dit gebakje is lastig om te eten} of
 twee bijzinnen:
{hoofdzin Ik hoop (bijzin dat ik in de basis sta) en (bijzin dat ik scoor)}.


Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden
dus, en, maar, of en want.

Slide 5 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Een onderschikkend voegwoord (os.vgw) verbindt meestal een bijzin met een hoofdzin.
– {hoofdzin Het treinverkeer naar Groningen is vrijdag ontregeld, (bijzin nadat onder het spoor bij Taarlo een bevergang werd ontdekt)}.
– {hoofdzin De directeur spreekt de secretaresse toe, (bijzin omdat ze 25 jaar in dienst is)}.




Onderschikkende voegwoorden zijn onder meer: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 6 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

vwo2- C.5-§10- voegwoord

Slide 10 - Tekstslide