Cursus 5 woordsoorten- § 10 voegwoord

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?




Na deze les kun je voegwoorden herkennen en nevenschikkende plus onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken


Slide 2 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zin:
– Ik eet niet graag een Zeeuwse bolus of een koffiebroodje, want daarvan gaan je vingers plakken.

In deze zin zijn de woorden of en want voegwoorden. 




Een voegwoord verbindt:

Slide 3 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
twee woorden: aardrijkskunde of geschiedenis
twee woordgroepen: een nieuwe tentoonstelling en een lezing van Freek Vonk
twee zinnen:
– {Jongeren kijken vrijwel geen televisie}, maar {ze kijken wel filmpjes op TikTok}.
– {(Voordat Sarah naar Spanje emigreerde), heeft ze Spaans geleerd}.

Slide 4 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Er zijn twee soorten voegwoorden:

Een nevenschikkend voegwoord (ns.vgw) verbindt meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen:
– {hoofdzin Een tompouce is lekker}, maar {hoofdzin dit gebakje is lastig om te eten}.

Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden
dus, en, maar, of en want.

Slide 5 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Een onderschikkend voegwoord (os.vgw) verbindt meestal een bijzin met een hoofdzin.
– {hoofdzin Het treinverkeer naar Groningen is vrijdag ontregeld, (bijzin nadat onder het spoor bij Taarlo een bevergang werd ontdekt)}.

Onderschikkende voegwoorden zijn onder meer: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten. 

Maken:
Cursus 5 Grammatica woordsoorten
§10 blz. 224
opdr. 1 t/m 5


Opdr. 1 vraag 1 mag alleen met potlood in je werkboek
Opdr. 2 vraag 1 mag alleen met potlood in je werkboek

de rest maak je in je schrift!




Slide 11 - Tekstslide

Cursus 5 woordsoorten- § 10 voegwoord

Slide 12 - Tekstslide