In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 52 min
Onderdelen in deze les
oefenen met hst 2 en 3
Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)
Slide 1 - Tekstslide
Wat waren de oorzaken van het uitbreken van WO1?
A
Nationalisme, modern imperialisme, socialisme
B
Modern imperialisme, nationalisme, vaderlandsliefde
C
Modern imperialisme, nationalisme, bondgenootschappen
D
Bondgenootschappen, liberalisme, nationalisme
Slide 2 - Quizvraag
De aanleiding van WO I is
A
Modern Imperialisme
B
nationalisme
C
Een moord
D
bondgenootschappen
Slide 3 - Quizvraag
Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand
Slide 4 - Quizvraag
Welk begrip wordt bedoeld?
A
antisemitisme
B
nationalisme
C
militarisme
D
modern imperialisme
Slide 5 - Quizvraag
Welk begrip wordt bedoeld?
A
antisemitisme
B
nationalisme
C
militarisme
D
modern imperialisme
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip wordt bedoeld?
A
invloedssferen
B
modern imperialisme
C
Geallieerden
D
bondgenootschappen
Slide 7 - Quizvraag
Deze afbeelding is een voorbeeld van:
A
Nationalisme
B
Militarisme
C
Modern Imperialisme
D
Bondgenootschappen
Slide 8 - Quizvraag
Wie was de drijvende kracht achter de Duitse eenwording?
A
Wilhelm I
B
Wilhelm II
C
Koblenz
D
Bismarck
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord wordt bedoeld? trots op je eigen land – vlag – volkslied
Slide 10 - Open vraag
De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945
Slide 11 - Quizvraag
Welk land hoort niet bij de Centralen
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Bulgarije
C
Duitsland
D
Frankrijk
Slide 12 - Quizvraag
Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO
Slide 13 - Quizvraag
Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.
Slide 14 - Quizvraag
Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.
Slide 15 - Quizvraag
Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.
Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
het nationalisme
B
het modern imperialisme
C
de bondgenootschappen
D
het militarisme
Slide 17 - Quizvraag
De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot
Slide 18 - Quizvraag
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, dachten veel mensen dat het een 'frisse, vrolijke oorlog' zou worden.
➤Geef een duidelijke reden waarom veel mensen na korte tijd van mening veranderd waren
Slide 19 - Open vraag
➤Van welk land was het Von Schlieffen-plan het aanvalsplan?
Slide 20 - Open vraag
Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
Slide 21 - Quizvraag
Wie was in Rusland de leider van de communisten tijdens de Russische Revolutie?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin
Slide 22 - Quizvraag
In 1924 overleed Lenin. Het lichaam van Lenin is na zijn dood niet begraven. Er is toen namelijk besloten om zijn lichaam te bewaren en tentoon te stellen.
Geef een politieke reden voor dat besluit.
Slide 23 - Open vraag
Het communisme wil...
A
Een sterke leider, aan wie iedereen gehoorzaam is.
B
Gelijke verdeling van bezit en macht.
C
Democratie
D
De mogelijkheid om winst te maken en rijk te worden
Slide 24 - Quizvraag
Het communisme is...
A
een linkse ideologie
B
een rechtse ideologie
Slide 25 - Quizvraag
De bron bestaat uit een afbeelding die in de loop van de tijd drie keer in opdracht van Stalin is bewerkt. De bron wordt tegenwoordig vaak gebruikt om twee kenmerken van het stalinisme toe te lichten: zuiveringen en indoctrinatie. Kies één van de twee kenmerken die volgens jou het beste past bij deze afbeeldingen en licht je antwoord toe met behulp van de bron.
Slide 26 - Open vraag
Tekst: Verdrag van Versailles en Hitler's partij. Wat zou de tekenaar bedoelen met deze spotprent?
Slide 27 - Open vraag
Noem een overeenkomst en een verschil tussen het fascisme en nationaalsocialisme
Slide 28 - Open vraag
Noem drie straffen die die de verliezer van de Eerste Wereldoorlog door het Verdrag van Versailles kreeg opgelegd.
Slide 29 - Open vraag
De poster gaat over één straf uit het Verdrag van Versailles. ➤ Noem de straf waarover de poster gaat. ➤Noem een andere straf uit het Verdrag van Versailles die niet op de poster staat. Doe het zo: Straf die op de poster staat: ... (noem straf). Straf die niet op de poster staat: ... (noem straf).
Gebruik de bron
Slide 30 - Open vraag
A
Deze persoon heet Churchill en hoort bij Groot-Brittannië
B
Deze persoon heet Churchill en hoort bij de Verenigde Staten
C
Deze persoon heet Roosevelt en hoort bij de Verenigde Staten
D
Deze persoon heet Roosevelt en hoort bij de Verenigde Staten
Slide 31 - Quizvraag
Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?
A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939
Slide 32 - Quizvraag
Hoe heet het plan in 1924 om Duitsland economisch te helpen?
Slide 33 - Open vraag
WOI
WOII
Het interbellum
Slide 34 - Sleepvraag
1914-1918
Verdrag van Versailles
Economische wereld crisis
Val van de Beurs in NY
Loopgraven
Opkomst van de NSDAP
Hitler aan de macht
Duitsland valt Polen aan
WO1
Interbellum
WO2
Slide 35 - Sleepvraag
1900 - 1910
1910 - 1920
1920 - 1930
1930 - 1940
1940 - 1950
Crisisjaren
Tweede Wereldoorlog
Eerste Wereldoorlog
Interbellum
Verdrag v Versailles
Kolonies
Slide 36 - Sleepvraag
Interbellum
Dawesplan
NSDAP
De leningen die de VS aan Duitsland gaf na de Eerste Wereldoorlog
De politieke partij van Hitler
De periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog
Slide 37 - Sleepvraag
Stalin wilde de Sovjet-Unie inrichten volgens de communistische ideologie. Welk gevolg had dit voor de industrie? En welk gevolg had dit voor de landbouw?
Slide 38 - Open vraag
Een nieuwe wet uit de Sovjet-Unie, ingevoerd door Stalin (1934):
artikel 1: Na de arrestatie volgt er binnen tien dagen een veroordeling.
artikel 2: De beschuldigden mogen niet aanwezig zijn bij de rechtszaak.
artikel 3: De uitslag van de rechtszaak kan niet worden aangevochten.
artikel 4: Bij de doodstraf wordt het vonnis direct uitgevoerd.
Leg aan de hand van de bron uit bij welke twee aspecten van het communisme deze wet past. (2p)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.