Les 2 Hoofdletters en leestekens

Socialiseren 
Pak je multomap uit de kast en een laptop.
Laptop laat je dicht. 

timer
5:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Socialiseren 
Pak je multomap uit de kast en een laptop.
Laptop laat je dicht. 

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw
Taalverzorging periode 5 - weging 2

Onderdeel 1 -  Hoofdletters en leestekens (interpunctie)
  • Instructie
  • Zelfstandig werken/samenwerken
  • Verlengde instructie
  • Evaluatie les



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel onderdeel 1

JE KUNT HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN   (interpunctie)

- Je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt.

- Je kunt een punt, vraagteken, uitroepteken en komma op de juiste manier gebruiken.

- Je kunt een dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat.


Slide 3 - Tekstslide

De komma
- Tussen 2 persoonsvormen
- Tussen delen van een opsomming
- Na een naam of uitroep aan het begin van een zin
- Voor verbindingswoorden, zoals: nadat, omdat, terwijl, toen, want, enz.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen: Coca Cola, Enschede, Nederland, meneer De Vries, mevrouw J. van Dam.
  • Bij woorden gemaakt van aardrijkskundige namen:
    Nieuw-Zeeland, Breda, Rijn, Zuid-Afrika.
  • Bij maanden, dagen, seizoenen en windstreken geen hoofdletter!

Slide 5 - Tekstslide

Dubbele punt en aanhalingstekens
Bij een citaat.
"Ik doe vandaag niet mee", zegt Peter.
De buurman zegt: "Morgen maai ik mijn gras. Zal ik jouw gras ook gelijk maaien?"
Hoeveel geld kost die jurk? - De klant vraagt aan de verkoopster: "Hoeveel geld kost die jurk?"

Slide 6 - Tekstslide

Keuze.....
Ga zelfstandig aan het werk of doe mee met de verlengde instructie. 

Slide 7 - Tekstslide

Log je in:
LessonUp.app

Log in met je eigen naam

Slide 8 - Tekstslide

Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 9 - Woordweb

Waarom leestekens en hoofdletters?




    Hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen. Je weet waar een zin begint en eindigt. Hierdoor begrijp je de tekst ook beter.

    Hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen. Je weet waar een zin begint en eindigt. Hierdoor begrijp je de tekst ook beter.

    Slide 10 - Tekstslide

    Weet je nog?
    Wanneer gebruik je hoofdletters?

    Slide 11 - Open vraag

    Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
    A
    Namen van winkels
    B
    Familienamen
    C
    Namen van maanden
    D
    Namen van musea

    Slide 12 - Quizvraag

    Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
    A
    Namen van feestdagen
    B
    Namen van jaargetijden
    C
    Namen van personen
    D
    Namen van bedrijven

    Slide 13 - Quizvraag

    Een komma zet je ...
    meerdere antwoorden zijn goed
    A
    Tussen twee persoonsvormen
    B
    Tussen twee verbindingswoorden
    C
    Tussen twee moeilijke woorden
    D
    Tussen delen van een opsomming

    Slide 14 - Quizvraag

    Weet jij (nog) wat een citaat is?

    Slide 15 - Woordweb

    Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

    Als het pijn doet geef je maar een gil

    Slide 16 - Open vraag

    Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
    Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

    Slide 17 - Open vraag

    Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

    Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

    Slide 18 - Open vraag

    Juist of onjuist:
    Pieter Van Duinrade
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 19 - Quizvraag

    Juist of onjuist:
    maandag
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 20 - Quizvraag

    Juist of onjuist:
    Audi
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 21 - Quizvraag

    Juist of onjuist:
    afrikaanse
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 22 - Quizvraag

    Juist of onjuist:
    Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 23 - Quizvraag

    Juist of onjuist:
    Lotte dacht: 'Wat een stomme toets.'
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 24 - Quizvraag