3. Leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens

Leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens
Blz. 232
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens
Blz. 232

Slide 1 - Tekstslide

Theorie
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken. Naast punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma’s zijn er nog meer leestekens.
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt:
  • Ik kreeg gisteren een aantal cadeautjes: scheenbeschermers, voetbalkousen en een trainingsjack.

Als je opschrijft wat iemand letterlijk heeft gezegd, dan heet dat een citaat. Een citaat staat in de directe rede. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens. Het citaat begint altijd met een hoofdletter.
  • Orlando zei: ‘Vrijdag ga ik op vakantie.’
  • De docent vroeg: ‘Wie wil het eerst zijn presentatie houden?’


Slide 2 - Tekstslide

Theorie
Als het citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt:
  • ‘Vrijdag ga ik op vakantie’, zei Orlando. (Let op: na het citaat en het aanhalingsteken komt een komma.)
  • ‘Wie wil het eerst zijn presentatie houden?’ vroeg de docent. (Let op: na een vraag- of uitroepteken in het citaat komt er geen komma.)

Als je iemands woorden niet letterlijk overneemt (indirecte rede), gebruik je geen aanhalingstekens.

  • Orlando zei dat hij vrijdag op vakantie gaat.




Slide 3 - Tekstslide

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Gebruik een citaat.
De ene muis roept ...

Slide 4 - Open vraag

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Zet de zin in de indirecte rede.
De andere muis vraagt of ….

Slide 5 - Open vraag

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Gebruik een citaat.
… zegt de eerste muis.

Slide 6 - Open vraag

Zijn de leestekens en hoofdletters goed gebruikt?
Kies: juist of onjuist.
In Dordrecht komen drie rivieren samen: de Merwede de Noord en de Oude Maas.

A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Zijn de leestekens en hoofdletters goed gebruikt?
Kies: juist of onjuist.
Jonathan riep: ‘zet de muziek eens wat zachter!’

A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Zijn de leestekens en hoofdletters goed gebruikt?
Kies: juist of onjuist.
Talitha zei dat ze kaartjes voor de bioscoop had.

A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Zijn de leestekens en hoofdletters goed gebruikt?
Kies: juist of onjuist.
‘Als de bel het niet doet, moet je op het raam kloppen’: zei mijn oma.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Zijn de leestekens en hoofdletters goed gebruikt?
Kies: juist of onjuist.
Martien vertelde: Dat hij zich heeft aangemeld voor de selectietrainingen bij hockey.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Zijn de leestekens en hoofdletters goed gebruikt?
Kies: juist of onjuist.
‘Mag ik je ID-kaart even zien?’ vroeg de agent.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 2, 3, 4, 5

Slide 13 - Tekstslide