In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Waar denk je aan bij de woorden: 'Eigen omgeving'? (3 woorden)
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
In welke wijk woon je? Als je dat niet weet, vraag je ouders, je buurman, of gebruik google.
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!
Slide 7 - Open vraag
Welke voorzieningen in jouw wijk gebruik jij? (geef 5 voorbeelden)
Slide 8 - Woordweb
Wat is volgens jou een groenvoorziening?
timer
1:00
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Waaraan kan je zien dat dit een rijke wijk is?
timer
1:00
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
In de meeste wijken staan verschillende soorten huizen...
Slide 17 - Tekstslide
Kenmerken van woningen
Is jouw huis...
een één of meergezinswoning?
laagbouw of hoogbouw?
huur of koop?
duur of goedkoop?
Slide 18 - Tekstslide
Verschil eengezinswoning en meergezinswoning?
Eengezinswoning: woningen die bestemd zijn voor één gezin. Je kunt er ook alleen of met z'n tweeeën wonen. Voorbeeld: vrijstaand huis, 2-onder-1-kap, rijtjeshuis.
Meergezinswoning: Meerdere gezinnen wonen in hetzelfde gebouw. Voorbeeld: flat, appartement.