Spelling Groep 6/7 Staal Blok 5

Wat is de correcte schrijfwijze (leerkracht spreekt het woord uit)?
A
Zuid-holland
B
Zuid-Holand
C
Zuid Holland
D
Zuid-Holland
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is de correcte schrijfwijze (leerkracht spreekt het woord uit)?
A
Zuid-holland
B
Zuid-Holand
C
Zuid Holland
D
Zuid-Holland

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de correcte schrijfwijze (leerkracht spreekt het woord uit)?
A
west europa
B
West Europa
C
West-Europa
D
West europa

Slide 2 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een woord dat begint met 's

Slide 3 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een samengesteld woord met daarin een koppelteken, bv. pinda-allergie

Slide 4 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een 'cadeauwoord'

Slide 5 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een woord met daarin een lange klank, bv. tafel

Slide 6 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een verkleinwoord eindigend op -aatje, -ootje of - uutje,
bv. kilootje

Slide 8 - Woordweb

Wat is het verkleinwoord van schutting?
A
schuttinkje
B
schuttingkje
C
schutinkje
D
schuttinkeje

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Mila en haar vriendin dansten urenlang.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Mijn lekke fietsband heb ik zelf geplakt.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
Allereerst heb ik de fiets op zijn kop gezet.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
In de operatiekamer zal de chirurg een operatie verrichten.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
De appels krijgen al snel een kleurtje.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het correcte antwoord:
De kok bereid/bereidt een maaltijd.

A
bereid
B
bereidt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het correcte antwoord:
Minke verzend/verzendt een pakketje.
A
verzend
B
verzendt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het correcte antwoord:
Ik land/landt vandaag om 16.30 uur op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'plonzen'?
A
geplonst
B
geplonsd

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'reizen'?

Slide 19 - Woordweb

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'draven'?

Slide 20 - Woordweb