4.3 De standenmaatschappij

4.3 De standenmaatschappij
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.3 De standenmaatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Opwarm vragen
  • Wie nam na de val van het West Romeinse Rijk de macht over in Rome? 

Slide 2 - Tekstslide

De paus
  • Nu de paus aan de macht was gekomen in Rome ontstonden er twee verschillende machten. Welke twee machten streden om de macht in Europa? 

Slide 3 - Tekstslide

De laatste vraag;
Wat is de zondeval? 

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
We behandelen twee lesdoelen; 
  • Je weet hoe de standenmaatschappij eruit ziet (tekening). 
  • Je weet wat de standen voor elkaar deden.

  • Zelfstandig werken aan het familiewapen.

Slide 5 - Tekstslide

Standenmaatschappij
  • Na de val van het Romeinse Rijk valt Europa uiteen. 
  • De maatschappij werd verdeeld in drie standen. 
  • De drie standen blijven tot aan de Franse Revolutie  (1789) bestaan.
  • De eerste twee standen omvat ongeveer
    2-5% van de bevolking.
  • Ze bezitten echter 40 - 60% van de grond.

Slide 6 - Tekstslide

In Europa waren de volgende drie standen ontstaan;

Slide 7 - Tekstslide

Hoe verhouden de standen tot elkaar?

Slide 8 - Tekstslide

De geestelijken; de eerste stand
De eerste stand had als taak:
  • De priesters richten zich tot God. Dit doen ze voor de tweede en derde stand..
  • De priesters konden jou het juiste pad wijzen en konden ervoor zorgen dat je zonden vergeven werden.

De derde stand;
  • In ruil voor het werk van de priester geeft de derde stand geld aan de Kerk.

Slide 9 - Tekstslide

De tweede stand en hun horigen 
Taak van de adel (de tweede stand):
  • De adel zorgt voor de bescherming van de kerk en van de boeren (horigen).

Slide 10 - Tekstslide

De tweede stand en hun horigen
In ruil voor de bescherming deed de horige (de boer) een aantal taken voor de adel:
  1. Ze ploegen het land.
  2. Ze bezaaiden het land.
  3. Ze oogsten het land.
  4. Ze onderhielden de wijngaarden.


  • Horigen mochten niet het land van de leenheer/leenman verlaten.

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Verder werken aan je familiewapen.

Slide 12 - Tekstslide