Week 26 - herhaling Meer dan lezen §3 en §4

Week 26 - herhaling Meer dan lezen §3 en §4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 26 - herhaling Meer dan lezen §3 en §4

Slide 1 - Tekstslide

Welkom th1a!
Telefoon thuis of in je kluis? Ga dan lekker zitten en leg klaar:

 - je schrift en pen;
  - je leesboek
 

Laat je laptop nog even in je tas. 









maandag 30 september 2024
Maandag 24 februari 2025

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen, na deze les:
  • Kun je de hoofdgedachte van een tekst vinden.
  • Kun je tekstdoelen en tekstsoorten herkennen.
Planning van deze les :

  • Lezen in je leesboek - 10 minuten
  • Taalvoutje van de week
  • Herhaling lesstof Meer dan lezen over hoofdgedachte met quiz
  • opdrachten over tekstdoelen en tekstsoorten maken
Volgende les:
  • Even iets anders: spreekwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
Je leest ongeveer 10 minuten in stilte.
Ik loop langs om je gelezen pagina's te noteren.
Na afloop kun je een vraag krijgen over wat je gelezen hebt. 
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Taalvoutje van de week
Zwaar vuilnis!

Slide 5 - Tekstslide

Waar waren we gebleven? 
  •  Cursus 1 - Meer dan lezen,
  • §3  - Hoofdgedachte 
  • §4 - Tekstdoelen en tekstsoorten

  • Proefwerk maandag 3 maart
  • Vandaag herhalen §3 en §4 en opdrachten maken


Slide 6 - Tekstslide

§3 Hoofdgedachte 


Hoofdgedachte = het belangrijkste wat in een tekst over het onderwerp wordt gezegd. Dit kun je samenvatten in één zin. Hoofd = belangrijk, gedachte = wat iemand denkt

Hoe vind je de hoofdgedachte in een tekst?
  1. Bepaal eerst het onderwerp  - waar gaat deze hele tekst over? Een of enkele woorden.
  2. Lees de tekst precies 
  3. Vraag je dan af: wat is het belangrijkste wat een schrijver wil vertellen over het onderwerp van een tekst?  Het antwoord daarop in één zin is de hoofdgedachte.

  • Tip: kijk aan het begin of het eind van de tekst of het antwoord daar (letterlijk) staat.  Zo niet, formuleer de hoofdgedachte dan zelf.



Slide 7 - Tekstslide

Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?


Onderwerp
 - Waar gaat deze tekst over?

 - Een of enkele woorden 
Hoofdgedachte
 - Wat is het belangrijkste wat        over het onderwerp wordt          gezegd?

 - Bestaat uit een hele zin.

Slide 8 - Tekstslide

§4 - Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst heeft een doel: wat de schrijver wil bereiken.
Vijf tekstdoelen. Een tekstsoort heeft een vast tekstdoel

Slide 9 - Tekstslide

Start nu je laptop op voor wat quizvragen over tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 10 - Tekstslide

Amuseren betekent
A
vermaken
B
iets leren of uitleggen
C
iets laten doen
D
een mening geven

Slide 11 - Quizvraag

Activeren betekent
A
vermaken
B
iets leren of uitleggen
C
iets laten doen
D
een mening geven

Slide 12 - Quizvraag

Overtuigen betekent
A
vermaken
B
iets leren of uitleggen
C
iets laten doen
D
een mening geven

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het tekstsoort dat hoort bij het tekstdoel overhalen?
A
informerende tekst
B
betogende tekst
C
aansporende tekst
D
activerende tekst

Slide 14 - Quizvraag

Welke tekstsoort zou een amuserend tekstdoel hebben?
A
strip
B
folder
C
klachtenbrief
D
nieuwsbericht

Slide 15 - Quizvraag

Welke tekstsoort zou een informerend tekstdoel hebben?
A
strip
B
nieuwsbericht
C
advertentie
D
verhaal

Slide 16 - Quizvraag

Tekstdoel en tekstsoort?
A
Instrueren, handleiding
B
Informeren, column
C
amuseren, gedicht
D
Overhalen, opiniestuk

Slide 17 - Quizvraag

Tekstdoel en tekstsoort?
A
Overtuigen, reclame
B
Activeren, uitnodiging
C
Informeren, uitnodiging
D
Activeren, reclame

Slide 18 - Quizvraag

Tekstdoel en tekstsoort?
A
Overtuigen, reclame
B
Informeren, reclame
C
activeren, reclame
D
Instrueren, routeplanner

Slide 19 - Quizvraag

Ik weet nu het verschil tussen een tekstsoort en een tekstdoel.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Ik ken de tekstdoelen en tekstsoorten.
0100

Slide 21 - Poll

Zelf aan de slag
WAT?           Maak opdrachten 1 t/m 4  van §4 Tekstdoelen en tekstsoorten

HOE              Op je laptop: cursus 1 Meer dan lezen  §4 Tekstdoelen en tekstsoorten
                      
HULP?         Lees de theorie bij de opdrachten, overleg met je buur.
TIJD               10 minuten.
KLAAR?        Maak opdracht 5 van §4


KLAAR?           


timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
Je kunt nu tekstdoelen en tekstsoorten bepalen.

Huiswerk voor woensdag 26 februari:
Maak opdrachten 1 t/m 4 af van §4 Tekstdoelen en tekstsoorten.

Slide 23 - Tekstslide

Vijf minuten pauze!
Je mag even rondlopen, naar de wc gaan, water drinken. 

Slide 24 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Wat zijn spreekwoorden en uitdrukkingen?
  • Figuurlijk taalgebruik, je bedoelt iets anders dan je zegt, een beeld (figuur) maakt de betekenis duidelijk.
  • Bijvoorbeeld:
    Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
    Een gat in je hand hebben.
    Dweilen met de kraan open.
    zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.

Slide 25 - Tekstslide

Verschil spreekwoord en uitdrukking?
  • Spreekwoord is vaste zin in de tegenwoordige tijd. Kun je niet veranderen. 




  • Uitdrukking is een deel van een zin. Je moet er iets aan toevoegen. Bijvoorbeeld: er geen touw aan vast kunnen knopen
  • -> Ik kan er geen touw aan vastknopen. 
    -> Zij konden er geen touw aan vastknopen.


Slide 26 - Tekstslide

Waar komen spreekwoorden en uitdrukkingen vandaan?

  • Bekijk het volgende filmpje.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Filmpje Straatwijs
Nieuwe spreekwoorden en uitdrukkingen geleerd?

Slide 30 - Tekstslide

Zelf aan de slag
WAT?           Vind zo veel mogelijk spreekwoorden en uitdrukkingen op de spreekwoordenzoekplaat en schrijf deze op in je schrift. 

HOE            Schrijf in je schrift: Spreekwoordenzoekplaat
                    Daaronder schrijf je de gevonden  spreekwoorden op. Schrijf ook de betekenis ervan op als je die weet.                      
TIJD               10 minuten. 
KLAAR?        Dan krijg je een antwoordblad.

KLAAR?           


timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Gevonden spreekwoorden
en uitdrukkingen?

Slide 32 - Tekstslide

Volgende les woensdag 26 februari
Herhaling Meer dan lezen, §3 Hoofdgedachte en §4 Tekstdoelen en tekstsoorten.
Oefentoetsen maken. 

Huiswerk voor woensdag 26 februari:
Maak opdrachten 1 t/m 4 af van §4 Tekstdoelen en tekstsoorten.



Slide 33 - Tekstslide