Les 5 vrijdag 13 september

Les 5

Vrijdag 13 september

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 5

Vrijdag 13 september

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Lezen
10 min
- Huiswerk bespreken
10 min
- Formatieve check
10 min
- Tekstdoelen en geluk zit  in  een klein........
15 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
Je pakt je leesboek voor je en je gaat stillezen!





Slide 3 - Tekstslide

Bespreken opdrachten 
Hoofdstuk 1 paragraaf 3 Mening, argument en conclusie
Opdracht 6 t/m 8

Hoofdstuk 1 paragraaf 4 Tekstdoelen en publiek
Opdracht 1 t/m 4

Slide 4 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de onderstaande link om de check te maken:



Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel punten heb je behaald bij deze check?
010

Slide 6 - Poll

Ik kan mijzelf verbeteren door het volgende te doen:
1. Ik leer/oefen nog een keer hoe je meningen, argumenten en conclusies in een tekst kunt herkennen. 
2. Ik leer/oefen nog een keer hoe je de hoofdgedachte kunt herkennen en relateren aan de tekstsoort. 
3. Ik leer/oefen nog een keer hoe je een tekst moet indelen in inleiding, middenstuk en slot. 

Slide 7 - Sleepvraag

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet hoe je het doel van een tekst en de bedoeling van de schrijver moet benoemen.
  • Je kan de hoofdgedachte herkennen en relateren aan de tekstsoort. 
  • Je kan jouw woordgebruik aanpassen aan het publiek.
  • Je kan informatieve teksten lezen en op basis daarvan jouw mening vormen over geluk.

Slide 8 - Tekstslide





Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Een uitleg over het onderwerp.

Slide 9 - Quizvraag

Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord:         want
Signaalwoord
    omdat
Signaalwoord:
      echter
Signaalwoord:
    maar

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsomming
B
voorwaarde
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 11 - Quizvraag

Signaalwoord 
       tijd
Signaalwoord  
conclusie
Signaalwoord
doel-middel
Intussen
Daarmee
Dus
Daarna
Tijdens 
Daartoe
Met de bedoeling 
Vandaar

Slide 12 - Sleepvraag

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 13 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel? Het tekstdoel van een betoog is ...
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 15 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geluk?

Slide 17 - Woordweb

Wat is een mening?

Wat is een mening?
A
Iets wat gewoon zo is
B
Een feit
C
Iets wat ik vind en daar moet iemand anders het mee eens zijn
D
Iets wat ik vind, daar kan iemand anders het mee oneens zijn

Slide 18 - Quizvraag

Een mening is een goede mening als:
A
je een oplossing van een probleem geeft.
B
er argumenten voor zijn.
C
je je vooroordelen uitlegt.
D
anderen het met je eens zijn.

Slide 19 - Quizvraag

"Het lieveheersbeestje is het symbool tegen zinloos geweld."

symbool betekent:
A
teken
B
wapen
C
vergoeding
D
oorzaak

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn spreekwoorden?

Slide 21 - Open vraag

Maak het spreekwoord af:
het geluk...
A
is met de dieren
B
is met de slimme mensen
C
is met de domme
D
is met het weer

Slide 22 - Quizvraag

Oefeningen
Ga aan de slag met het boek Nieuw Nederlands:

Hoofdstuk 1 paragraaf 4 Tekstdoelen en publiek
Opdracht 5 t/m 8

Thema A paragraaf 1 Geluk zit in een klein..........
Opdracht 1 t/m 5

KLAAR?
Puzzel bladzijde 228 boek maken


Slide 23 - Tekstslide

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Een uiltje knappen 
Ergens de dupe van worden
Spijkers met koppen slaan 
Als er geen toezicht is, wordt er van alles gedaan wat niet mag.
een dutje doen 
Slachtoffer zijn van iets
afspraken maken waaraan men houvast heeft 

Slide 24 - Sleepvraag

letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
zoals het er staat
niet precies zoals het er staat
uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijze

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
 Niet lullen, maar poetsen!
Na regen komt zonneschijn 
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Je kunt soms beter je mond houden dan je mening geven.
niet praten maar doen 
Na iets stoms komt iets leuks 

Slide 26 - Sleepvraag

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
e weet hoe je het doel van een tekst en de bedoeling van de schrijver moet benoemen..
Je kan de hoofdgedachte herkennen en relateren aan de tekstsoort.
Je kan jouw woordgebruik aanpassen aan het publiek.
Je kan informatieve teksten lezen en op basis daarvan jouw mening vormen over geluk.

Slide 27 - Sleepvraag