2.2 Spellingsregels

Spellingsregels 
Klinkers en medeklinkers. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spellingsregels 
Klinkers en medeklinkers. 

Slide 1 - Tekstslide

Les planning
Les doelen bespreken
Les doelen vorige lessen herhalen
Theorie
Korte quiz
Zelfstandig werken
Voorruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Les doelen
Aan het einde van deze les weet jij
het verschil tussen klinker en medeklinkers;
wat korte en lange klanken zijn;
wat klankgroepen zijn.


Slide 3 - Tekstslide

Klik de zelfstandige naamwoorden aan.
A
het
B
horloge
C
naast
D
Nike

Slide 4 - Quizvraag

Klik de zelfstandige naamwoorden aan.
A
een
B
euro
C
gelukkig
D
golfballen

Slide 5 - Quizvraag

Welke drie lidwoorden zijn er?

Slide 6 - Open vraag

veel mensen hebben een huisdier waarom is deze zin niet goed?

Slide 7 - Open vraag

Verbeter de zin. het dak is van het fietsenhok gewaaid

Slide 8 - Open vraag

Welke woorden moeten beginnen met een hoofdletter?
A
marieke
B
amsterdam
C
station
D
teddybeer

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Bord
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beide

Slide 15 - Quizvraag

Mes
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beide

Slide 16 - Quizvraag

Kaas
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beide

Slide 17 - Quizvraag

Brood
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beide

Slide 18 - Quizvraag

Meetlat
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beide

Slide 19 - Quizvraag

Vuurwerk
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beide

Slide 20 - Quizvraag

Fr.........t (Au, ou, ei, jij ui, eu of ie)

Slide 21 - Open vraag

Kl.......r (Au, ou, ei, jij ui, eu of ie)

Slide 22 - Open vraag

.......rw.......d (Au, ou, ei, jij ui, eu of ie)

Slide 23 - Open vraag

Zelfstandig werken
Blz. 36 t/m 42
Snap je het niet, steek dan je vinger op.
Ben je klaar? Laat je werk zien aan de docent.
timer
30:00

Slide 24 - Tekstslide

Voorruitblik
De volgende les gaat over enkelvoud, meervoud, Au of ou. 

Slide 25 - Tekstslide