1 Die smartphone is voor driehonderd euro te koop bij dat winkeltje op de hoek.
2 Heb jij dat wonderlijke verschijnsel op die foto’s gezien?
3 Denk jij dat die atleet die prestatie kan verbeteren?
4 Dat ene beeld uit dat filmpje raak ik maar niet kwijt.
5 Die acteur laat die emotie duidelijk zien in zijn spel.
6 Moet ik dat bedrag overmaken naar die rekening?