herhaling 3.1 en 3.2

Wat gaan we doen vandaag?
-Herhaling over 3.1 t/m 3.4
- Maken blz 112 topografie
-leren hoofdstuk 3 ( toets 30 maart)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
-Herhaling over 3.1 t/m 3.4
- Maken blz 112 topografie
-leren hoofdstuk 3 ( toets 30 maart)

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 3.1 t/m 3.4

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer was de WOI
A
1940-1945
B
1900-1950
C
1914-1918
D
1917-1930

Slide 3 - Quizvraag

De aanleiding van WO1 is...
A
de bondgenootschappen
B
het militarisme
C
de moordaanslag op Frans-Ferdinand
D
het nationalisme

Slide 4 - Quizvraag

De Centralen in WO1 zijn ...
A
Verenigd Koninkrijk en Frankrijk
B
Nederland, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk
C
Rusland en Duitsland
D
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije

Slide 5 - Quizvraag

De geallieerden in WOI zijn
A
Spanje, Frankrijk, Rusland
B
Nederland, Frankrijk, Zweden
C
Frankrijk, Rusland en Verenigd Koninkrijk
D
Nederland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk

Slide 6 - Quizvraag

Door welke twee oorzaken verloor Duitsland de oorlog?
A
Doordat de VS vanaf 1917 meevochten met de gealieerden
B
Door de uitvinding van nieuwe wapens, zoals tanks en vliegtuigen
C
In 1917 verklaarde ze de oorlog met het nieuwe regime
D
Rusland liet meer soldaten tegen Duitsland vechten

Slide 7 - Quizvraag

Waarom had Nederland in WOI een voedsel en brandstof tekort
A
De geallieerden stopte de handel met Nederland
B
De landen hadden zelf de brandstof en voedsel nodig voor de militairen
C
We konden door de neutraliteit geen handel meer drijven met Duitsland

Slide 8 - Quizvraag

Wat was het Verdrag van Versailles?
A
De straf die Duitsland kreeg voor wo1
B
Een economisch plan
C
Een afspraak tussen winnaars van wo1
D
Een bankensysteem van leningen

Slide 9 - Quizvraag

Wat stond niet in het Verdrag van Versailles?
A
omvang Duitse leger beperken
B
hoogte herstelbetaling
C
grenzen van Duitsland verleggen
D
straf aan Duitse generaals

Slide 10 - Quizvraag

Fascisme zijn
A
niet democratisch, verheerlijken geweld en zijn nationalistisch
B
Zijn dromers, welvarend en pacifistisch
C
Zijn democratisch, pacifistisch en nationalistisch
D
koningsgezind, kapitalistisch met een dictatuur

Slide 11 - Quizvraag

In welk jaar begon deze Wereldcrisis?
A
1928
B
1929
C
1930
D
1931

Slide 12 - Quizvraag

Hoe werd de Amerikaanse crisis een wereldcrisis?
A
Andere landen probeerden de VS te helpen, waardoor zij schulden kregen
B
Andere landen konden geen goederen meer uit de VS kopen
C
De Amerikaanse president Roosevelt nam geen maatregelen
D
Landen handelden met elkaar, waardoor de crisis zich verspreidde

Slide 13 - Quizvraag

De belangrijkste kenmerken van het nationaalsocialisme zijn...
A
Nationalisme, militarisme, gelijkheid voor iedereen
B
Meerdere partijen, nationalisme, rassenleer
C
Één partij met één leider, nationalisme, militarisme, rassenleer
D
Één partij met één leider, nationaisme, militarisme, gelijkheid voor iedereen

Slide 14 - Quizvraag

Een belangrijk verschil tussen het fascisme en het nationaalsocialisme, is dat het nationaalsocialisme...
A
Totalitair is
B
Racistisch is
C
Nationalistisch is
D
Gewelddadig is

Slide 15 - Quizvraag

Van wie heeft Hitler nationaalsocialisme overgenomen?
A
Churchill
B
Mussolini
C
Stalin
D
Truman

Slide 16 - Quizvraag

Van wie heeft Hitler nationaalsocialisme overgenomen
A
Churchill
B
Mussolini
C
Stalin
D
Truman

Slide 17 - Quizvraag

De volgorde van de waterkringloop is
A
neerslag boven zee- verdamping - waterdamp- wolken- zeewater
B
zeewater- verdamping- waterdamp- wolken- neerslag boven zee
C
wolken- waterdamp- neerslag boven zee- verdamping - zeewater
D
wolken- waterdamp- neerslag boven zee - zeewater- verdamping

Slide 18 - Quizvraag

Hoog in de bergen drukken de sneeuwlagen op elkaar en veranderen daardoor in ijs
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

De Maas is een voorbeeld van een gemengde rivier
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Sedimentatie is het
A
Afbrokkelen van gesteente
B
Neerleggen van zand en steen in de rivier
C
Afslijten van gesteente
D
Ronder wordende berg

Slide 21 - Quizvraag


Hoe heet dit grote waterwerk in Zeeland?
A
de Watersnoodramp
B
schaal van Beaufort
C
de Afsluitdijk
D
de Deltawerken

Slide 22 - Quizvraag

Door irrigatie
A
Is landbouw mogelijk in droge gebieden
B
kan je elektriciteit opwekken
C
ontstaat er waterstress

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
- Maken Topografie blz 112
- leren 3.1 t/m 3.4 
maandag herkansing, donderdag toets

Slide 24 - Tekstslide