RAVJ 2.1 t/m 2.21

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2023-2024
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Vorige les (bespreken 1.23)
  • Onderwerpen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerpen
Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
De waarde van geld
Comparatieve voordelen

Slide 3 - Tekstslide

Opofferingskosten
De opbrengsten van het beste alternatief dat je niet hebt gekozen. 

Wat zijn de opofferingskosten als we kiezen voor 12 uren vrije tijd in plaats van 9?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is er aan de hand?
  • A --> Budget volledig op. 12 flessen drinken en 6 zakken chips. 
  • B --> Budget over. 
  • Wat is er gebeurd bij punt C?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kwamen de mensen vroeger aan hun producten?

Slide 6 - Open vraag


Zelfvoorziening
→ Uiteindelijk leidt dit tot (ruilhandel)
Is dit efficiënt?


Slide 7 - Tekstslide

  • Hoeveel brood is hoeveel KG rijst?

  • Directe ruil/ruil in natura
  •  → goederen/diensten tegen goederen/diensten

  • Nadelen?
  • Niet iedereen wilt jouw product
  • Ruilwaarde is lastig vast te stellen
  • Producten kunnen bederven


Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsproces verdelen
Arbeidsdeling
Het opsplitsen van taken / arbeid

→ Dit betekent dat men zich kan gaan specialiseren op een activiteit

Voordeel?
Men doet waar hij goed in is



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat werd vroeger gezien als 'geld'?

Slide 11 - Open vraag

Ontstaan van geld
  • Goudwaarde

  • Geld stond gelijk aan de waarde waarvan het materiaal gemaakt is→ intrinsieke waarde

  • Nominale waarde → hoeveelheid die op de munt staat



Slide 12 - Tekstslide

Vandaag de dag
  • De intrinsieke waarde is veel lager dan de nominale waarde
  • → Waarom?

  • Men vertrouwt de euro

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de waarde van de euro als men de euro niet meer vertrouwd?

Slide 14 - Open vraag

  • Op zoek naar alternatieven
  • De waarde daalt

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Maken 2.1 t/m 2.8
Klaar? Nakijken

Slide 16 - Tekstslide

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 17 - Tekstslide

Programma
  • Vorige les
  • Onderwerpen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 18 - Tekstslide

Onderwerpen
Arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
De waarde van geld
Comparatieve voordelen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Ontstaan van geld
  • Goudwaarde

  • Geld stond gelijk aan de waarde waarvan het materiaal gemaakt is→ intrinsieke waarde

  • Nominale waarde → hoeveelheid die op de munt staat



Slide 21 - Tekstslide

  • Op zoek naar alternatieven
  • De waarde daalt

Slide 22 - Tekstslide

Hoe kunnen we tegenwoordig betalen?
  • Contant (chartaal geld)
  • Digitaal (giraal geld)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Functies van geld
  • Ruilmiddel
  • 1 scooter ruil ik tegen 2500 euro

  • Rekenmiddel
  • 1 scooter kost 2500 euro

  • Spaarmiddel
  • ik spaar 2500 euro




Slide 26 - Tekstslide

Waar let je op als je bijvoorbeeld een scooter gaat kopen?

Slide 27 - Open vraag

Transactiekosten
Alle inspanningen die je verricht voordat je ruilt noem je transactiekosten


  • Vergelijken van producten/prijzen
  • Is het product in een goede staat?
  • Wat zijn de alternatieven


Slide 28 - Tekstslide

Welke taak heb jij in het huishouden?

Slide 29 - Open vraag

Optimale verdeling
Een optimale verdeling is de beste verdeling binnen de gegeven mogelijkheden

Slide 30 - Tekstslide

Absoluut voordeel
Een voordeel in een aantal benodigde uren per jaar

Voorbeeld:


Slide 31 - Tekstslide

Absoluut voordeel
Een voordeel in een aantal benodigde uren per jaar
Voorbeeld:

Slide 32 - Tekstslide

Relatief voordeel
Relatief = procentueel



Slide 33 - Tekstslide

Procentuele veranderingen

(nieuw - oud) / oud * 100 = procentuele verandering

Slide 34 - Tekstslide

Relatief voordeel
Relatief = procentueel



Slide 35 - Tekstslide

Comparatief voordeel

Marcel heeft bij koken een comparatief voordeel ten opzichte van de kinderen verzorgen. 

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m 2.13
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Wat kunnen wij allemaal bij een geldbank?

Slide 39 - Open vraag

Functies van een bank
  • Banken beheren betaalrekeningen
  • Bij banken verstrekken kredieten ( je kunt geld lenen)
  • Bij banken kun je sparen voor een korte of langere periode

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Wat is ook alweer rente?

Slide 42 - Open vraag

Rente
Rente is een vergoeding voor het beschikbaar stellen van geld

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Wat zijn redenen om geld te lenen bij een bank?

Slide 45 - Open vraag

Leenmotieven
  • Tijdelijk geldtekort
  • Je wilt een duurzaam consumptiegoed kopen, zoals meubels of een auto (het is belangrijk dat het gebruik van hetgeen je koopt langer duurt dan de looptijd van de lening)
  • Plotseling dringend geld nodig
  • Voor het kopen van een huis. Het bedrag is te groot om bij elkaar te sparen

Slide 46 - Tekstslide

Krediet
  • Een ander woord voor lenen is krediet

  • Je kunt pas geld lenen bij een bank als je meerderjarig bent
  • Als je geld leent moet je rente betalen!
  • Je moet het geld aflossen (terug betalen)
  • Hoelang je erover doet noem je de looptijd (van een lening)

Slide 47 - Tekstslide

Vormen van krediet
Persoonlijke lening
Hypotheek

Slide 48 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Hypothecaire lening (of hypotheek): lening voor de aankoop van een huis
  • Het huis dient als onderpand. Als je de rente en aflossing niet kunt betalen, mag de bank het onderpand verkopen.
  • Lage rente: vanwege het onderpand loopt de bank minder risico dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente lager dan bij een andere lening.
  • Lange looptijd: de looptijd van een hypotheek is vaak wel 30 jaar.

Slide 49 - Tekstslide

Persoonlijke lening
Persoonlijke lening: het geleende bedrag krijg je in één keer in handen en betaal je terug in vaste termijnen voor aflossing en rente.


Slide 50 - Tekstslide

Wat als het slecht gaat met banken?

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Link

Vertrouwen in banken
Als het vertrouwen in een bank afneemt --> 
klanten nemen hun geld op bij de pinautomaat
--> bank gaat failliet want kan dit niet betalen.

Geruchten over een bank kan dus problemen geven!
In NL is tot €100.000 per rekening gegarandeerd door de overheid.

Slide 53 - Tekstslide

Aan de slag
Maken 2.14 + 2.15 + 2.20 + 2.21
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 54 - Tekstslide