2021 2VM H5.2 wat wordt de prijs?

5.2 Wat wordt de prijs?
Aan het einde van de les weet je..

..wat een inkoopprijs is.
..wat de brutowinstopslag is.
..hoe je de verkoopprijs berekend.
..hoe je omzet berekend.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.2 Wat wordt de prijs?
Aan het einde van de les weet je..

..wat een inkoopprijs is.
..wat de brutowinstopslag is.
..hoe je de verkoopprijs berekend.
..hoe je omzet berekend.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik par. 5.1

  • Marketing
  • Vraag & aanbod
  • markten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Inkoopprijs
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs

Slide 4 - Tekstslide

Brutowinstopslag 
Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Je wil geld verdienen aan de spullen die je verkoopt dus biedt je de eettafel  te koop aan voor €1.500.

Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag.
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Slide 5 - Tekstslide

inkoop
verkoop

Slide 6 - Tekstslide

  • Inkoopprijs €0,80 per muffin
Inkoopprijs:
de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt
  • Verkoopprijs €1,20 per muffin
Verkoopprijs:
de prijs die je als winkelier berekent voor je product (aan de consument)
  • Brutowinst €0,40

Slide 7 - Tekstslide

De verkoopprijs bestaat uit:

A
Inkoopprijs + BTW
B
Brutowinst + BTW opslag
C
Brutowinst + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinst

Slide 8 - Quizvraag

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs
  • In ons voorbeeld is de brutowinstmarge 50%. 
  • Reken maar uit!!

Slide 9 - Tekstslide

Stel je hebt een eigen winkel en je koopt goederen in om te verkopen. De prijs daarvoor heet....
A
Verkoopprijs
B
Inkoopprijs
C
Brutowinstopslag
D
Omzet

Slide 10 - Quizvraag

De winkelier probeert de producten zo ........(vul in)mogelijk in te kopen
A
Duur
B
Goedkoop

Slide 11 - Quizvraag

Een scooter kost € 2.000 inkoop. De verkoopprijs wordt € 2.750. Het bedrag waarmee de inkoopprijs hoger wordt heet....
A
Verkoopprijs
B
Inkoopprijs
C
Brutwowinstopslag

Slide 12 - Quizvraag

Een scooter kost € 2.000 inkoop. De verkoopprijs wordt € 2.750. Hoeveel procent is de inkoopprijs verhoogt?
A
37,5%
B
27,3%
C
72,7%
D
3,75%

Slide 13 - Quizvraag

Antwoord berekening:
Inkoopprijs scooter: € 2.000,-
Verkoopprijs scooter € 2.750. 
Hoeveel procent is de inkoopprijs verhoogt?

Gebruik formule (nieuw - oud) / oud x 100%
Nieuwe prijs = verkoopprijs = € 2.750. 
Ouder prijs = inkoopprijs =  € 2.000,-
(€ 2.750 - € 2.000) / € 2.000 x 100% =  37,5%

Slide 14 - Tekstslide

1:
2:
3:
+
————————
Nu een andere opstelling
Inkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs

Slide 15 - Sleepvraag

1:
2:
3:
+
=
Inkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs

Slide 16 - Sleepvraag

inkoopprijs
brutowinst  +
verkoopprijs

  • Je wilt op de kerstmarkt kerststukjes verkopen
  • De materialen hiervoor koop je in voor € 2,00 per kerststukje
  • Je wilt een brutowinstmarge van 75% van de inkoopprijs
  • Voor welke prijs ga je het kerststukje verkopen?

  • € 2,00
  • € 1,50 (75:100) x 2,00 +
  • € 3,50

Slide 17 - Tekstslide

Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs
A
€ 826,50
B
256,50
C
€ 570
D
€ 313,50

Slide 18 - Quizvraag

Afzet & omzet
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 19 - Tekstslide

Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs
A
€ 265,50
B
€ 313,50
C
€ 331,50
D
€ 256,50

Slide 20 - Quizvraag

Afzet en omzet
Afzet = het aantal producten dat je verkoopt
Afzet = aantal
Ezelsbrug —> A = A

Omzet  = opbrengst
Ezelsbrug —> O=O

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeldberekening omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?
  • 14 x 1,20 = € 16,80


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 22 - Tekstslide

Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje.
Wat is de afzet?
A
280
B
€ 3,75
C
€ 1.050

Slide 23 - Quizvraag

Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje.
Wat is de omzet?
A
280
B
€ 3,75
C
€ 1.050

Slide 24 - Quizvraag

1:
2:
3:
X
=
Verkoopprijs
Afzet
Omzet

Slide 25 - Sleepvraag

Aan de slag....

Maken opdrachten §5.2

Afmaken opdrachten §5.1  

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide