3.2 Fasen van water

3.2 Fasen van water


Waar komt dit water vandaan?   3.1 soorten water
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 Fasen van water


Waar komt dit water vandaan?   3.1 soorten water

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Herhalen vorige les;

Leerdoelen van deze les;

Introductie, instructie en controle vragen over de les;

Vragen maken die horen bij de les.

Slide 2 - Tekstslide

Quiz
Hoeveel van je lichaam bestaat uit water?
A
een klein deel van je lichaam
B
twee derde deel
C
de helft van je lichaam
D
een derde deel

Slide 3 - Quizvraag

Quiz
Hoe komt het dat grondwater diep in de grond zuiverder is.
Het diepe grondwater wordt gefilterd door:
A
de plantenresten
B
filters
C
het zand
D
boomresten, wortels en steen

Slide 4 - Quizvraag

Quiz
Thuis gebruik je iedere dag water.
Waar komt dit water vandaan?

A
van het waterbedrijf
B
in het riool
C
van het installatiebedrijf

Slide 5 - Quizvraag

introductie
Water is een vloeistof. 
Maar water kan ook vast zijn. 
Dan noem je het ijs. Water kan ook verdampen. 
Dan wordt het een gas.

Slide 6 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.1 Je kunt de drie fasen van water benoemen.
3.2.2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water bevriest (stolt) of ijs smelt.
3.2.3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
3.2.4 Je kunt beschrijven wat stoom is.

Slide 7 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.1 Je kunt de drie fasen van water benoemen.
Vloeibaar, vast en gas
Water zie je meestal als vloeistof. Denk maar aan het water uit de kraan. Ook het water in rivieren en de regen uit de lucht zijn water in vloeibare toestand.

Slide 8 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.1 Je kunt de drie fasen van water benoemen.
Vast
In de winter vriest het. Dan verandert water in ijs. Vloeibaar water wordt een vaste stof. 

IJs is de vaste toestand van water.

Slide 9 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.1 Je kunt de drie fasen van water benoemen.
Gas
Adem je uit in de kou, dan zie je soms een wolkje.
Dat komt doordat er waterdamp in je adem zit.
Waterdamp is water in gasvormige toestand.
Waterdamp kun je niet zien. Maar door de kou verandert de waterdamp in je adem in hele kleine druppeltjes. Die kleine druppeltjes zie je als een wolkje.

Slide 10 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.1 Je kunt de drie fasen van water benoemen.
Drie fasen
Water ken je in drie toestanden: ijs, water en waterdamp. Die verschillende toestanden van water noem je fasen. Er zijn drie fasen:
de vaste fase;


de vloeibare fase;


de gasvormige fase.
Opdracht 1 tot en met 3.

Slide 11 - Tekstslide

Quiz
De vader van Geert strijkt een overhemd. Hij gebruikt een stoomstrijkijzer. Hij hoort dat er iets uit het strijkijzer komt, maar ziet niets.
Wat komt er uit het stoomstrijkijzer?
A
water
B
waterdamp
C
ijs

Slide 12 - Quizvraag

leerdoelen:
3.2.2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water bevriest (stolt) of ijs smelt.
Smelten en stollen
Een stof kan veranderen van de ene fase in de andere fase. Je begint met water van 0 °C. Ga je dit water afkoelen, dan wordt het ijs. Als een stof verandert van vloeibaar naar vast, noem je dat stollen.



Bij water noem je stollen ook wel bevriezen.
Als je ijs van 0 °C verwarmt, dan wordt het weer water. Het ijs smelt. 
Veranderen van vast naar vloeibaar noem je smelten.

Slide 13 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.2 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water bevriest (stolt) of ijs smelt.
Fase-overgangen
Smelten en stollen zijn fase-overgangen. Bij een fase-overgang verandert de fase van een stof:
stollen: de stof gaat van vloeibaar naar vast (water wordt ijs);
smelten: de stof gaat van vast naar vloeibaar (ijs wordt water).





Opdracht 4 tot en met 6.

Slide 14 - Tekstslide

Quiz
Je doet een ijsklontje in een glas limonade.
Wat gebeurt er dan met het ijsklontje?
A
het ijsklontje gaat afkoelen
B
het ijsklontje gaat bevriezen
C
het ijsklontje gaat smelten
D
het ijsklontje gaat stollen

Slide 15 - Quizvraag

leerdoelen:
3.2.3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
3.2.4 Je kunt beschrijven wat stoom is.
Verdampen en condenseren
Als je een natte handdoek op de radiator van de verwarming legt, dan verdampt het water. Het water wordt waterdamp en gaat uit de handdoek. De handdoek wordt droog. Dit veranderen van vloeibaar naar gas noem je verdampen. Waterdamp is een gas. Waterdamp kun je niet zien.
Water verdampt bij elke temperatuur. Maar als het warmer is, verdampt water sneller. Daarom leg je natte spullen op de verwarming om ze sneller te drogen.
Als je water kookt, ontstaat er ook waterdamp. 
De damp van kokend water noem je stoom. 
Waterdamp en stoom kun je niet zien. Maar stoom die afkoelt in de lucht, 
verandert in heel kleine druppeltjes. Die druppeltjes kun je wel zien. 
Je ziet dan een wolkje.


Slide 16 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
3.2.4 Je kunt beschrijven wat stoom is.
Condenseren
Als waterdamp genoeg afkoelt, ontstaat er weer water. Het gas wordt weer een vloeistof. Dit veranderen van gas naar vloeibaar noem je condenseren. De stoom uit de fluitketel condenseert in de lucht. Dat komt doordat de lucht kouder is dan de stoom. Je ziet een wolkje. Dat wolkje bestaat uit heel kleine druppeltjes water.
Soms zie je dat ramen beslaan. 
Er komen heel kleine druppeltjes water op het raam. 
Dat is waterdamp uit de lucht, die condenseert op het koude raam. 
Je kunt er een tekening in maken met je vinger. 

Slide 17 - Tekstslide

leerdoelen:
3.2.3 Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water verdampt of condenseert.
3.2.4 Je kunt beschrijven wat stoom is.
Fase-overgangen
In de afbeelding zie je de vier fase-overgangen van water 
nog eens samengevat.
Bij water zeg je meestal niet stollen, maar bevriezen.






Opdracht 7 tot en met 14.


Slide 18 - Tekstslide

Quiz
De fase-overgang van vloeibaar naar gas noem je.......
A
verdampen
B
condenseren

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk! NOVA
Wat? 3.2 fasen van water
Opdracht 1 t/m 14
Niet de P-opdrachten!
Waar? In Magister naar leermiddelen Nova Nask. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!

timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide


Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Dit is een open vraag.

Slide 22 - Open vraag


Stel een vraag over iets wat je 
nog niet zo goed hebt begrepen.
Dit is een open vraag.

Slide 23 - Open vraag