Als Vladimir de Heilige zijn land verdeeld onder de zonen volgt een eeuwenlange
versnippering van het land in allerlei kleine vorstendommen. Deze vorstendommetjes
kunnen weinig verzet bieden tegen de Mongolen die in de dertiende eeuw vanuit het
oosten binnenvallen. In 1240 brandden zij Kiev plat.
Novgorod in het noorden wordt daarna de belangrijkste stad van Rusland. Deze
Hanzestad weet zich grotendeels te onttrekken aan de Mongoolse heerschappij,
maar worstelt met een andere dreiging. Vanuit het westen proberen de Zweden en
de Ridders van de Duitse Orde hun grondgebied uit te breiden. De vorst van
Novgorod, Alexander Nevski weet hen echter beide te verslaan. Alexander Nevski
wordt daardoor gezien als een nationale held en bovendien als de grondlegger van
de Russische Staat