Hoofdstuk 4 - eerste hulp bij stoornissen in de vitale functies

Hoofdstuk 4
eerste hulp bij stoornissen in de vitale functies
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
eerste hulp bij stoornissen in de vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Doelstellingen

Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:

• wat bedoeld wordt met ABCDE-methode;
• hoe je stoornissen in het bewustzijn signaleert en controleert;
• hoe je stoornissen in de ademhaling signaleert en controleert;
• wat je moet doen bij een actieve bloeding;
• hoe je de symptomen van een shock herkent en hoe je moet handelen.


Slide 2 - Tekstslide

De vier stappen

1. Zorg voor veiligheid
2. Beoordeel het slachtoffer
3. Alarmeer hulpdiensten
4. Verleen eerste hulp

Slide 3 - Tekstslide

 Beoordeel het slachtoffer

Beoordeel bewustzijn
Beoordeel de ademhaling 

Dan moet iemand op zijn rug liggen. Anders zie je gezicht niet.

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen van buik naar rug

Slide 5 - Tekstslide

           -  methode


De ABCDE-methode; een werkwijze waarbij hulp wordt verleend volgens het principe: ‘Behandel altijd allereerst dat wat levensbedreigend is’.

A - Airway: beoordeel of de lucht-/ademweg vrij is of maak deze vrij.

B – Breathing: kijk, luister en voel of er een ademhaling is.

C – Circulation: beoordeel of er symptomen zijn van een bedreigde circulatie door bijvoorbeeld een ernstige bloeding.

D – Disabilities: bekijk of er er sprake is van een bewustzijnsstoornis. Bijvoorbeeld door epilepsie of pijn aan nek, wervel.

E – Exposure/environment: beoordeel van top-teen of er letsel is, zoals koude- en warmteletsels, (kleine) wonden, kneuzingen, breuken, etc.


Slide 6 - Tekstslide

Bij een stoornis in de vitale functies
 (in één van de drie vitale organen) is het belangrijk dat je het bewustzijn controleert.
 

Mogelijke situaties van bewustzijn:
Het slachtoffer is bij bewustzijn en alert
Het slachtoffer is bij bewustzijn maar niet alert
Het slachtoffer verliest het bewustzijn geleidelijk
Het slachtoffer is bewusteloos





Slide 7 - Tekstslide

Het controleren van het bewustzijn :

Als het slachtoffer ligt, kniel je op beide knieën aan de kant van het gezicht.
Schud voorzichtig aan de schouders van het slachtoffer. Hou rekening met eventuele botbreuken of letsel aan de nek of de rug.

Spreek het slachtoffer duidelijk aan. Je vraagt: “hallo mevrouw (of meneer), hoe gaat het?”
Bij geen reactie, probeer er achter te komen wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert.
Bij geen reactie en als slachtoffer buiten bewustzijn is, dan dreigt er levensgevaar.
Vraag hulp van een omstander. Je wijst iemand aan.

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen met ademhaling controleren 

Slide 9 - Tekstslide

Beoordeel het slachtoffer

 
Beoordeel bewustzijn: schudden + hoe gaat het?
Beoordeel de ademhaling: kinlift + kijk, luister, voel. (10 sec)
 
Geen bewustzijn, wel ademhaling = stabiele zijligging

Slide 10 - Tekstslide

Stabiele zijligging

Om de luchtweg open te houden leg je het slachtoffer in de stabiele zijligging;



Door de stabiele zijligging, ligt het
slachtoffer op de zij, zodat deze niet
makkelijk terugrolt.

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen stabiele zijligging

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bewusteloosheid 
Verschillende oorzaken:
- flauwte
- epilepsie 
- luchtwegbelemmering 
- beroerte

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4.05 blz.100

Slide 15 - Tekstslide

Flauwte 
Een flauwte is een kortdurende stoornis in het bewustzijn.

Je valt flauw als er minder bloed naar je hersenen wordt gevoerd;
- Daardoor krijgen de hersenen minder zuurstof en geven ze onvoldoende       prikkels naar de spieren;
- Je lichaam raakt uit evenwicht, je wordt draaierig en duizelig. Hierdoor val je.

Slide 16 - Tekstslide

Epilepsie
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen.

Het is een soort kortsluiting in de hersenen;
De aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen;
Er zijn veel verschillende soorten aanvallen.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4.07 blz. 104

Slide 18 - Tekstslide

Beroerte

Ook CVA genoemd
Letterlijk een ‘ongeluk van de bloedvaten in de hersenen’.

Oorzaken kunnen zijn:
Herseninfarct: Een slagader in de hersenen raakt vernauwd of verstopt, waardoor een deel van de hersenen te weinig zuurstof krijgt.

Hersenbloeding: Een bloedvat kan scheuren, waardoor er bloed in en rondom de hersenen stroomt. Het bloed drukt een deel van het hersenweefsel weg.

TIA: Er komt tijdelijk minder bloed via de slagaderen in de hersenen. Dit kan korter dan 30 minuten, maar ook wel 24 uur duren.


Slide 19 - Tekstslide

Eerste hulp bij een beroerte

• Bel 112, ook bij twijfel. Het herkennen van de signalen van een beroerte is van
levensbelang. Hoe sneller je een beroerte herkent en 112 belt, hoe eerder de
behandeling in het ziekenhuis kan starten.

• Leg het slachtoffer op de zij (stabiele zijligging).
• Doe de mond-spraak-arm test.



Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 4.08 blz. 105

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten maken

blz. 92 opdracht 4.01
t/m
blz. 109 opdracht 4.11
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

Luchtwegbelemmering

Als je je verslikt, dan komt eten of drinken in de luchtpijp terecht.
Er is een verschil tussen:

Uitwendige luchtwegbelemmering: De luchtweg wordt belemmerd door iets aan de buitenkant van het lichaam. Vb. Een touw om de nek;

Inwendige luchtwegbelemmering: De luchtweg wordt belemmerd doordat het slachtoffer zich verslikt in voedsel of in een voorwerp.

Er is een verschil tussen: een lichte verslikking en een ernstige verslikking.



Slide 23 - Tekstslide

Een lichte verslikking

Het slachtoffer heeft zich verslikt;
Het slachtoffer kan praten, hoesten en/of ademen.
Een ernstige verslikking

Het slachtoffer kan niet praten, hoesten of ademen;
Het slachtoffer is onrustig, in paniek;
Het slachtoffer grijpt mogelijk naar de keel;
Het slachtoffer probeert wanhopig adem te halen. Dit geeft soms een gierend geluid.
Bij een ernstige verslikking sla je het slachtoffer tussen de schouderbladen en dien
je buikstoten toe.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Controleren van de circulatie

Actief bloedverlies: de bloeding is nog bezig.
 Het bloed stroomt gelijkmatig of in stoten uit de wond;
Dit is meestal bij een grote en ernstige wond;

Kan levensbedreigend zijn; geef direct druk op de wond.

Wat zie je hier?

Slide 26 - Tekstslide

Bloedingen
Inwendige bloedingen:
bloedingen die je lichaam niet verlaten. Bloed niet in je bloedvat maar tussen je weefsels. Veroorzaken soms blauwe plekken
Uitwendige bloeding: bloed verlaat je lichaam
Bij ernstige bloedingen: druk op de wond
bij matig bloeding: eerst ademhalingen bewustzijn

Slide 27 - Tekstslide

Verschillende soorten verbanden.

Afhankelijk van de ernst van de wond:

Wonddrukverband: Bij een diepe wond.

Traumazwachtel: Bij ernstige bloedingen.

Tourniquet: Bij levensbedreigend bloedverlies dat uit de wond spuit.







Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Shock

Dit is een levensbedreigende situatie;
Als je in shock bent, is je bloeddruk te laag om je lichaam van voldoende bloed en zuurstof te voorzien.

Slide 32 - Tekstslide

Symptomen
1 = bleek /koude huid
2 = vermoeidheid en krachteloosheid
3 = misselijk en braken
4 = plassen gaan niet meer
5 = ademhalingsfrequentie minder en hartstilstand

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Link