LJ1 5.6 Regeling - LJ2 5.6 Genen en eiwitten

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.6
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.6
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Lesopening
LJ 1: Pak je boek van biologie en open deze op blz  122

LJ 2: Lees de theorie van paragraaf 5.6 in stilte goed door op blz 159 en 160. Ben je klaar met lezen van de theorie, ga je de samenhang maken op blz. 154 - 158

Huiswerk controle


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven. 
- Kun je de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen. 

Leergebiedoverstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- Neem in je agenda op wat je de komende week moet leren
- Pas je planning aan (indien nodig) voor de andere helft van de week


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger: Jessica
Jij maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op blz 124 t/m 127


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het hormoonstelsel?
A
Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
B
Alle klieren en organen die hormonen in het lichaam maken
C
Alle hormonen die worden aangemaakt in het lichaam
D
Alle zenuwen die hormonen aanmaken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn hormonen?
A
Stoffen die de werking van je hersenen regelen
B
Stoffen waar je ziek van wordt
C
Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
D
Stoffen die je via medicatie moet innemen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee hormonen maken de eilandjes van Langerhans aan?
A
Insuline en glucose
B
Glucose en Glucagon
C
Glucose en suiker
D
Insuline en Glucagon

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is adrenaline?
A
hormoon dat ervoor zorgt dat je gaat vluchten
B
hormoon dat ervoor zorgt dat je gaat vechten
C
hormoon dat wordt afgegeven door de bijnieren en ervoor zorgt dat het glucosegehalte van het bloed stijgt
D
Hormoon dat wordt afgegeven door de eilandjes van Langerhans

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie maakt wat?

Had je 3/4 vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 7 op blz 124 t/m 127.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hormonen
Je zenuwstelsel werkt samen met het hormoonstelsel. 
-> bestaat uit een aantal hormoonklieren = produceert hormonen.

Klier = produceert stoffen
(zweet, talg, speeksel)

Hormonen = stoffen die de werking van organen regelen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hormoonklieren
Hormoonklieren geven hormonen af aan het bloed -> Via het bloed komt het in het hele lichaam terecht.

Weefsels en organen die gevoelig zijn voor dat hormoon reageren. 

Belangrijke hormoonklieren zijn:
Hypofyse, schildklier, eilandjes van Langerhans, bijnieren, eierstokken en teelballen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloedsuikerspiegel
Glucose is een suiker. Dit wordt gemaakt door planten bij fotosynthese. In plantaardig voedsel zit dus glucose.

Dit is een brandstof voor de cellen in je lichaam. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloedsuikerspiegel
Glucose uit je voedsel wordt in de dunne darm opgenomen in je bloed.

Bloedsuikerspiegel = hoeveelheid glucose in je bloed. Deze moet niet te hoog en niet te laag zijn.
-> Hormonen uit de alvleesklier regelen dit. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regeling van het glucosegehalte
In de alvleesklier liggen de eilandjes van Langerhans = groepjes cellen die de hormonen glucagon en insuline maken. 

Deze twee hormonen regelen het glucosegehalte van het bloed.
-> Gemiddeld 0,1% glucose.

Slide 14 - Tekstslide

Het lichaam gebruikt het hormoon insuline om de glucose (bloedsuiker) in de lichaamscellen opgenomen te krijgen. Die cellen zetten de glucose vervolgens om in energie. Daardoor is het mogelijk om na te denken en te bewegen. Je lichaam is dus continue bezig om de juiste hoeveelheid glucose in het bloed te krijgen

Regeling van het glucosegehalte
Na een maaltijd kan het glucosegehalte hoger worden dan 0,1%. De eilandjes van Langerhans reageren -> maken veel insuline. 

Insuline zorgt ervoor dat het glucosegehalte daalt, net zo lang tot de 0,1% weer is behaald.

Slide 15 - Tekstslide

Symptomen lage bloedsuikerspiegel zijn:  
- honger, 
- zweten, 
- hartkloppingen, 
- gapen, 
- duizeligheid, 
- hoofdpijn, 
- humeurig zijn, 
- verward zijn.
- blaasontsteking.
Regeling van het glucosegehalte
Bij lichamelijke inspanning hebben je cellen veel energie nodig. 
-> Glucose opnemen uit het bloed.
-> Glucose is brandstof 
Daardoor daalt het glucosegehalte.

Als het glucosegehalte lager wordt dan 0,1% gaan de eilandjes van Langerhans glucagon aanmaken.
-> Het glucosegehalte stijgt, tot weer 0,1%.

Slide 16 - Tekstslide

Symptomen van hoge bloedsuiker:
  • dorst.
  • droge tong.
  • veel plassen.
  • moeheid, slaperigheid.
  • veel jeuk.
  • vaker ontstekingen, zoals blaasontsteking.
Terugkoppeling
De regeling van de bloedsuikerspiegel kun je weergeven in een schema (zie afbeelding)

De manier van bijsturen (door de eilandjes van Langerhans) heet terugkoppeling of feedback. 

Het resultaat van een bijsturing leidt telkens tot een volgende bijsturing. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adrenaline
De bijnieren liggen als kapjes boven op de nieren. Deze maken adrenaline aan wanneer je boos bent, bang bent, of ergens van schrikt.

Wat gebeurt er bij adrenaline: 
-> zorgt voor een hoger glucosegehalte. 
-> snellere hartslag + ademhaling
-> sneller handelen in situaties van grote spanning. 
Vlucht-of-vecht-hormoon

Slide 18 - Tekstslide

Enige hormoon met een snelle, kortdurende werking. 

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

5. Begeleid inoefenen
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maken we samen opdracht 2 en 4.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op blz 124 t/m 127.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je hoofdstuk 5 leren. 
timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Kun je uitleggen dat cellen alleen de informatie gebruiken die ze nodig hebben. 


Leergebied overstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- Nemen in hun agenda op wat ze de komende week moeten leren.
- Past zijn planning (indien nodig) aan voor de andere helft van de week (minimaal 2 vakken).

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger: Bregje
Jij maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz 160 t/m 161


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat bevat de informatie voor het maken van eiwitten?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor komt de kleur van je ogen tot stand?
A
Genen
B
DNA
C
Eitwitten
D
Cellen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ' melanine'?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie maakt wat
Had je alle vragen van de mini-check goed, dan maak je de opdrachten zelfstandig.
Opdracht 1 t/m 3 op blz 160 t/m 161

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten
Genen bevatten de informatie voor eiwitten, bijvoorbeeld een spiercel maakt spiereiwit. 

Om een eiwit te maken, heeft een cel informatie nodig. Deze is opgeslagen in een gen. 

Eiwitten en genen: regelen de kleur, de vorm en de werking van je lichaam. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief en niet actief
Een cel gebruikt alleen de genen die het nodig heeft. De andere genen zijn dus niet actief

Welke actief zijn hangt af van de plaats in het lichaam waar de cel zich bevindt. 

Een gen kan een beetje actief zijn, of erg actief. Bijvoorbeeld: als je veel krachttraining doet, wordt het gen in je spiercel actiever. Deze gaat meer spiereiwitten aanmaken. 


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Begeleid inoefenen
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maak je samen met de leerkracht opdracht 1

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Zelfstandig werken
LJ1 - Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op blz 124 t/m 127
LJ2 - Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz 160 t/m 161



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna lees je de theorie van hoofdstuk 5 in stilte door. 
timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven? 
- Kun je de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen? 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je uitleggen dat cellen alleen de informatie gebruiken die ze nodig hebben? 




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Maandag 8 mei
5.6 opdracht 1 t/m 7


Huiswerk LJ2: 
Maandag 8 mei 
5.6 opdracht 1 t/m 3
Toetsen LJ1: 
Donderdag 11 mei
SO paragraaf 5.5 t/m 5.7


Toetsen LJ2: 
Donderdag 11 mei
SO paragraaf 5.5 t/m 5.7

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies