examentraining Vwo 2022 I

examentraining Vwo 2022 I
Dit examen bestaat uit 40 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden
gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan
één zin, dan wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

examentraining Vwo 2022 I
Dit examen bestaat uit 40 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden
gevraagd. Als er bijvoorbeeld één zin wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan
één zin, dan wordt alleen de eerste zin in de beoordeling meegeteld.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Tekst 1 Elle veut verdir la tour Eiffel
Allerlei tips bijeen (p. 5)

7. Als er wordt gevraagd naar het verband tussen stukje A en stukje B:
het juiste antwoord is meestal iets als illustrer (illustreren), appuyer (ondersteunen), expliquer (uitleggen), renforcer (versterken), élaborer (uitwerken).
Stukje B is dus een uitwerking van wat ervoor is gezegd.



Slide 3 - Tekstslide

Tekst 2 SOS : Camargue en danger

Slide 4 - Tekstslide

Laquelle ou lesquelles des affirmations suivantes correspond(ent) au
texte ?
1 Selon les experts les plus sombres, dans 100 ans les terres
camarguaises seront entièrement recouvertes d’eau.
2 Selon les scientifiques, la construction de digues empêchera
l’inondation des 30% de terres camarguaises restantes.
A
la première
B
la deuxième
C
les deux
D
aucune des deux

Slide 5 - Quizvraag

De stijgende zeespiegel heeft nadelige gevolgen voor paarden- en
stierenhouders en voor het toerisme in de Camargue.
Citeer de eerste twee woorden van de zin uit de tweede alinea waarin je
leest welke andere activiteiten door het stijgende water onder druk komen
te staan.

Slide 6 - Open vraag

Tekst 3: La fable du geek et du joueur d’échecs

Welk Nederlands woord zou jij invullen in regel 10?

Slide 7 - Open vraag



Choisissez le(s) mot(s) qui manque(nt) au premier alinéa.


A
Ainsi
B
Bref
C
D'autant plus que
D
Pourtant

Slide 8 - Quizvraag

Allerlei tips bijeen


4. Het juiste antwoord bij de eerste vraag van een tekst is vaak het meest algemene antwoord.
5. Bij beweringsvragen staan woorden als altijd, nooit, alles, alleen maar, vooral vaak in het foute antwoord.
6. Een vergelijking in een bewering maakt de bewering vaak fout.






Slide 9 - Tekstslide

Laquelle ou lesquelles des affirmations suivantes correspond(ent) au
premier alinéa ?
1 Autrefois, le touriste était considéré comme une chance pour le
secteur culturel.
2 De nos jours, on s’interroge sur les effets négatifs du tourisme.

A
La première
B
La deuxième
C
Les deux
D
Aucune des deux

Slide 10 - Quizvraag

Qu’est-ce qui est vrai d’après le 2ème alinéa ?
A
Le Louvre a de gros problèmes financiers depuis que l’Etat a pris des mesures pour diminuer le nombre de touristes au musée.
B
Les gros problèmes financiers du Louvre sont le résultat de la réduction de la subvention de l’Etat.
C
Si le Louvre n’avait pas de touristes, le musée aurait de gros problèmes financiers.

Slide 11 - Quizvraag

Qu’est-ce que l’auteur affirme au 3ème alinéa ?

A
Dans la région parisienne, les menaces d’attentats continuent à porter un coup au tourisme.
B
Désormais, les effets du surtourisme se font sentir dans de nombreux lieux en France.
C
Les touristes étrangers évitent de visiter l’Île-de-France parce qu’il y a trop de monde.
D
Le tourisme est surtout une opportunité pour l’économie et le patrimoine culturel français.

Slide 12 - Quizvraag

« la sonnette d’alarme » (ligne 43)
Qu’est-ce qui est alarmant d’après le 4ème alinéa ?
A
Certains sites sont beaucoup moins visités que d’autres.
B
Depuis quelques ans, il est question de surtourisme à Versailles et au Mont-Saint-Michel.
C
En France, la croissance du tourisme risque de causer la saturation de certains sites touristiques.
D
La promotion de la France à l’étranger a diminué.

Slide 13 - Quizvraag

« la poule aux œufs d’or » (regel 62-63)
Wie of wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 14 - Open vraag

On essaie de fluidifier les foules, de mieux les étaler sur
l’année et d’inciter les touristes à découvrir d’autres sites. Parfois, on a recours à des mesures
 ______ ? ________rigoureuses.
 Par exemple, Venise (30 millions de touristes par  an) a expérimenté des portiques d’accès aux endroits-clés, qui se
ferment s’il y a trop de monde. 

Slide 15 - Tekstslide

Choisissez les mots qui manquent au 5ème alinéa.

A
beaucoup moins
B
encore plus
C
tout aussi

Slide 16 - Quizvraag

« Prenons le Rijksmuseum » (lignes 88-89)
À quoi sert l’exemple du Rijksmuseum ?
Il sert à montrer comment ce musée

A
dorlote les touristes.
B
élargit ses horaires.
C
étale les touristes sur la journée.
D
. minimise le nombre de touristes.

Slide 17 - Quizvraag