Deze vier alineaverbanden zijn nieuw:
1. middel-doel
Iemand noemt een doel en daarbij een middel waarmee dat doel kan worden bereikt.
Signaalwoorden: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te...
Voorbeeld: Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).