In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling
Hoofdstuk 2 werkloosheid
Slide 1 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met 'de vraag naar arbeid'
A
Mensen die willen gaan werken
B
Mensen die werk zoeken
C
Alle banen bij de bedrijven en overheid
D
Bedrijven en overheid die mensen zoeken.
Slide 2 - Quizvraag
Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen.
Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de arbeidsmarkt?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.
Slide 4 - Quizvraag
Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle
Slide 5 - Quizvraag
Er zijn verschillende soorten werkloosheid. Kies de juiste omschrijving bij de juiste soort werkloosheid
Werkloosheid die ontstaat door blijvende veranderingen.
Werkloosheid als gevolg van dalende bestedingen
Werkloosheid vanwege de tijd die het kost om te solliciteren
Werkloosheid omdat er maar een deel van het jaar werk is
Werklozen die zich hebben ingeschreven bij het UWV
Structurele werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Frictie werkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Geregistreerde werkloosheid
Slide 6 - Sleepvraag
Er is veel werkloosheid bij een
A
krappe arbeidsmarkt
B
ruime arbeidsmarkt
Slide 7 - Quizvraag
Hoe ontstaat er werkloosheid?
A
Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid
B
Aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid
C
Als de pensioenleeftijd omlaag gaat
D
Als vraag naar arbeid en aanbod van arbeid gelijk zijn
Slide 8 - Quizvraag
Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
Slide 9 - Quizvraag
Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?
A
Je bent actief op zoek naar werk.
B
Je hebt geen baan.
C
Je bent tussen de 15 en 75 jaar.
D
Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)
Slide 10 - Quizvraag
Willem is werkloos. Hij heeft zich niet ingeschreven bij het UWV als werkloze, wel is hij bij uitzendbureaus ingeschreven. Tot welke werkloosheid behoort Willem?
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid
Slide 11 - Quizvraag
Als je werkloos wordt schrijf je je hier in.
A
UWV
B
WW
C
CWI
D
niet.
Slide 12 - Quizvraag
Wie is werkloos?
A
Monique (50) is huisvrouw en wil niet werken.
B
Sara (14) is op zoek naar een bijbaantje.
C
Tim (28) heeft geen werk en is op zoek naar een baan.
D
Bart (42) werkt in een supermarkt en is op zoek naar een nieuwe baan.
Slide 13 - Quizvraag
Wat kan geen oorzaak van werkloosheid zijn?
A
een mismatch tussen vraag en aanbod
B
een dalend aanbod van arbeid
C
dalende bestedingen
D
stijgende loonkosten
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn inactieven
A
Mensen tegen BTW verhoging
B
Mensen die niet actief naar werk zoeken
C
Mensen zonder betaald werk
D
Mensen die zwart geld krijgen
Slide 15 - Quizvraag
Export zorgt voor werkgelegenheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Seizoenswerkloosheid
Frictiewerkloosheid
Regionale werkloosheid
Structurele werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Vanwege camera's op een smartphone neemt de vraag naar fototoestellen af
De tijd die je nodig hebt om een baan te vinden na je opleiding
Bart werkt als entertainer op een camping en heeft in de wintermaanden minder werk
Shell heeft besloten zijn hoofdkantoor te verplaatsen naar de UK. Hierdoor verdwijnen veel banen
In de randstad is een groot tekort aan docenten
Slide 17 - Sleepvraag
Wat kan de overheid doen om de conjuncturele werkloosheid te verlagen?