211008 formuleren H2+3

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom HV1b
We starten met 10 minuten lezen.


timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Planning bekijken
  2. Formuleren H2
  3. Aan de slag!
  4. Pauze
  5. Formuleren H3


Slide 3 - Tekstslide

Waar werken we naartoe?
Na de activiteitenweek hebben we een s.o. over formuleren, spelling en het schrijven van een zakelijke e-mail. Dat is in de week van 15 november.




Slide 4 - Tekstslide

Planning:

Vrijdag 8 okt:
H2+3 formuleren


Dinsdag 12 okt:

s.o. bespreken
H1 spelling/wwspelling

Planning:

Vrijdag 15 okt:
H1+2 spelling/wwspelling


HERFSTVAKANTIE!

Slide 5 - Tekstslide

Formuleren H1
Haal de fouten uit de zinnen:
  1. Ik heb zin in koekjes maar mag er geen van mijn moeder.
  2. lisa is mijn beste vriendin
  3. Omdat het vanmorgen regende ben ik met de auto naar school gekomen.
  4. Ben jij weleens verliefd geweest.

Slide 6 - Tekstslide

Formuleren H1
Haal de fouten uit de zinnen:
  1. Ik heb zin in koekjes maar, mag er geen van mijn moeder.
  2. Lisa is mijn beste vriendin.
  3. Omdat het vanmorgen regende, ben ik met de auto naar school gekomen.
  4. Ben jij weleens verliefd geweest?

Slide 7 - Tekstslide

Formuleren H2
Welke lidwoorden horen bij deze woorden?

Bal
Kast
Meisje
Cadeau

Slide 8 - Tekstslide

Formuleren H2
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk.

Het-woorden zijn onzijdig.

Verkleinwoorden zijn ALTIJD het-woorden.






Slide 9 - Tekstslide

De-woorden
Daar verwijs je naar met DEZE en DIE.

De bal, deze bal, die bal.
De kast, deze kast, die kast.

De kast die daar staat.
De bal die daar ligt.


Slide 10 - Tekstslide

Het-woorden
Daar verwijs je naar met DIT en DAT.

Het meisje, dit meisje, dat meisje.
Het cadeau, dit cadeau, dat cadeau.

Het meisje dat daar staat.
Het cadeau dat daar ligt.


Slide 11 - Tekstslide

Vul in: dit, dat, deze, die
  1. De aanvoerder, .... de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op.
  2. Het shirt .... daar hangt, vind ik wel mooi, maar ... hier staat me absoluut niet.
  3. Max kreeg straf voor een filmpje van een docent, .... hij op internet plaatste.
  4. Deze oude tas mag je wel lenen, maar ... nieuwe leen ik niet uit. 
  5. Vreemd dat dit stripblad, .... altijd goed werd verkocht, failliet is gegaan.
  6. Toen Marieke de trui met Harry Potter zag, kocht ze .... meteen.

Slide 12 - Tekstslide

Vul in: dit, dat, deze, die
  1. De aanvoerder, die de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op.
  2. Het shirt dat daar hangt, vind ik wel mooi, maar dit hier staat me absoluut niet.
  3. Max kreeg straf voor een filmpje van een docent, dat hij op internet plaatste.
  4. Deze oude tas mag je wel lenen, maar die nieuwe leen ik niet uit. 
  5. Vreemd dat dit stripblad, dat altijd goed werd verkocht, failliet is gegaan.
  6. Toen Marieke de trui met Harry Potter zag, kocht ze die meteen.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 en 3 van H2 Formuleren (blz. 64).

Wil je een uitdaging?

Maak dan ook opdracht 5.


Je hebt 15 minuten. Daarna nemen we pauze en bespreken we de opdrachten.
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
We bespreken opdracht 1 en 3 van H2 Formuleren.

Slide 16 - Tekstslide

Formuleren H3
Ik heb geen zin in school, want ik heb tot het 8e uur les.

Ik wil wel een ijsje, maar het mag niet van mijn moeder.

Vissen heb je in vele soorten en maten, bijvoorbeeld de goudvis.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak opdracht 1 en 3 van H3 Formuleren (blz. 96).


Vragen over Diataal? Dit is het moment!



Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
  • Diataal afgerond
  • H1 Formuleren: opdracht 1 en 2 (van vorige les!!)
  • H3 Formuleren: opdracht 1 en 3 

Slide 19 - Tekstslide