Formatieve toets 4 vwo hoofdstuk 4

Formatieve toets 4 vwo hoofdstuk 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets 4 vwo hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Een stereotype is een....
A
Vorm van discriminatie
B
Een overdreven beeld beeld van een groep mensen.
C
Feit
D
Een mening over iemand zonder dat je diegene echt kent.

Slide 2 - Quizvraag

Perceptie is de manier waarop je de werkelijkheid ervaart en inkleurt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Het Nationaal Park Lençóis Maranhenses wordt door buitenlandse
toeristen weinig bezocht.
Beredeneer dat dit te maken heeft met het mentale beeld dat veel
toeristen van de Braziliaanse natuur hebben.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het verschil tussen stereotype en geografisch beeld?
A
Stereotype is een mening, geografisch beeld feiten
B
Stereotype is een feit, geografisch beeld mening
C
Geografisch beeld verandert, stereotype niet

Slide 5 - Quizvraag

Verklaar de grote culturele diversiteit van Zuid-Amerika

Slide 6 - Open vraag

Hoe noemen we de vermenging uit relaties tussen verschillende culturen in Amerika?
A
Integratie
B
Mestizering
C
Assimilatie
D
Rasvermenging

Slide 7 - Quizvraag

Door de grote culturele diversiteit werden er veel talen gesproken in Zuid-Amerika. Hoe kun je het probleem om met elkaar te kunnen communiceren ondervangen?

Slide 8 - Open vraag

Welk verband is er tussen huidskleur en behaald onderwijsniveau?

Slide 9 - Open vraag

2022 TV2:
Gebruik de bronnen 13 en 14 en het kaartenkatern.
Waterschaarste is een probleem in de caatinga (steppegebied in het NO
van Brazilië.
Dit heeft niet alleen te maken met de natuurlijke omstandigheden in het gebied,
maar heeft ook sociaalgeografische oorzaken.
Geef twee sociaalgeografische oorzaken van waterschaarste in de caatinga.

Slide 10 - Open vraag

Verbind de omschrijving bij het juiste begrip
Bevolkingsspreiding
Bevolkingsdichtheid
Verstedelijking
Het gemiddeld aantal inwoners per km2
De groei van stedelijke gebieden doordat mensen van het platteland naar de stad trekken
De verdeling van de bevolking over een gebied

Slide 11 - Sleepvraag

Als de verstedelijkingsgraad hoog is, is het verstedelijkingstempo...
A
hoog
B
laag
C
hetzelfde

Slide 12 - Quizvraag

Carcassonne
Sleep de foto's naar de juiste plek in de stad.

Slide 13 - Sleepvraag

Verbind de bevolkingsdiagrammen met de plek in het Demografische Transitiemodel

Slide 14 - Sleepvraag

Verklaar waarom Zuid-Amerika zo sterk verstedelijkt is

Slide 15 - Open vraag

Wat is sociale bevolkingsgroei?
A
Aantal sterfgevallen -geboorten
B
Aantal geboorten -sterfgevallen
C
Aantal emigranten -immigranten
D
Aantal immigranten -emigranten

Slide 16 - Quizvraag

Zuid-Amerika kent zowel in de stad als op het platteland een grote
inkomensongelijkheid.
Geef aan
 hoe de wijken in de stad worden genoemd waar de allerrijksten wonen
en hoe de wijken in de stad worden genoemd waar de allerarmsten
wonen;
 waardoor de inkomensongelijkheid op het platteland groot is.

Slide 17 - Open vraag

In veel Zuid-Amerikaanse landen zijn de mogelijkheden om tot verdere
ontwikkeling te komen gunstig. Maar er zijn ook belemmeringen voor deze verdere ontwikkeling.
Geef
 vanuit twee verschillende dimensies een kenmerk van
Zuid-Amerikaanse landen waaruit blijkt dat de mogelijkheden om tot
verdere ontwikkeling te komen gunstig zijn;
 vanuit nog een andere dimensie een belemmering voor deze verdere ontwikkeling.

Slide 18 - Open vraag

Politieke stroming die de nadruk legt op een sterke en directe band tussen de leider en de grote massa van het volk en die uitgaat van de tegenstelling tussen enerzijds de heersende klasse en de gevestigde orde en anderzijds het volk.
A
Populisme
B
Neoliberalisering
C
Good governance
D
cliëntelisme

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een oligarchie?
A
Een bestuursvorm waarbij het volk bepaalt.
B
Een bestuursvorm waarbij de macht ligt bij een klein groepje.
C
Een bestuursvorm waarbij de macht centraal ligt.
D
Een bestuursvorm waarbij de koning de baas is.

Slide 20 - Quizvraag

In welk antwoord staan de politieke ontwikkelingen van Zuid-Amerika in de juiste volgorde vanaf 1500 tot heden
A
neoliberalisme- cliëntelisme- populisme-oligarchie-dictatuur
B
cliëntelisme - oligarchie- populisme- dictatuur-neoliberalisme-
C
dicatatuur- neoliberalisme- oligarchie - populisme- cliëntelisme
D
cliëntelisme - dictatuur- oligarchie - neoliberalisme- populisme

Slide 21 - Quizvraag

Wat is Good Governance?
A
Een corrupte overheid, die denkt aan het milieu
B
Transparante overheid die samenwerkt.
C
Een goed milieu en lage bevolking.
D
Een samenwerking tussen bedrijven

Slide 22 - Quizvraag

Na de militaire dictatuur brak een periode van democratisering en toenemende bevolkingsparticipatie aan.
Beredeneer hoe die ontwikkelingen een positief effect kunnen hebben op de ontwikkeling van de economie van Brazilië.

Slide 23 - Open vraag

De opbouw van een stad. Waar in een Zuid-
Amerikaanse stad wonen de arme mensen?
En waar de rijke? Noem in je antwoord de
bijbehorende cijfers uit de dia.

Slide 24 - Open vraag

Verstedelijking: wat is het verschil tussen verstedelijkingsgraad en verstedelijkingstempo?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verband tussen verstedelijking en de grootte van de informele sector?

Slide 26 - Open vraag

Wat is urban sprawl?
A
De groei van etnische wijken in de stad
B
Het verkleinen van een stedelijk gebied
C
Het vervuilen van stedelijk gebied
D
De enorme verspreiding van de voorsteden over het platteland

Slide 27 - Quizvraag

Gebruik de bron. De bron geeft een beeld van het inkomen
en van de ongelijkheid in Brazilië (de gini-index is een indicator
voor binnenlandse ongelijkheid: gini-index 0 = totaal gelijke
verdeling; 1 = totaal ongelijke verdeling).
Welke twee begrippen zijn direct van toepassing op de gegevens
die je in de bron kunt aflezen?
A
BRP per hoofd
B
Grootgrondbezit
C
Informele sector
D
Lorenzcurve

Slide 28 - Quizvraag

Sommige oorspronkelijke bewoners voelen zich niet meer op hun gemak in hun wijk door de nieuwkomers. Ze gaan dan verhuizen. Zo komen steeds meer huizen vrij voor nieuwe groepen migranten. Dit noem je:
A
Invasie
B
Successie

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent het begrip 'remittances' ?
A
migranten zien het als een plicht om de familie die ze hebben achter gelaten financieel te ondersteunen
B
kinderen trouwen al veel vaker buiten de gemeenschap

Slide 30 - Quizvraag

Waarom leidt globalisering en het neoliberale beleid op het platteland tot verslechtering van de positie van de kleine boeren en landarbeiders?

Slide 31 - Open vraag

Waardoor wordt de positie van de inheemse volken bedreigd sinds de komst van de kolonisten, maar ook daarna?

Slide 32 - Open vraag