HA2A: herhaling woordsoorten H1-5

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

HA2A herhaling woordsoorten

persoonlijk vnw

bez. vnw

zww

hww

kww

telwoord

voegwoord

Benoem het onderstreepte woord:

Haar tante is morgen jarig.

1. pers. vnw
2. bez. vnw

Benoem het onderstreepte woord:

Die sjaal is van haar.

1. pers. vnw
2. bez. vnw

Benoem het onderstreepte woord:

Hij gaat morgen mee naar de wedstrijd

1. pers. vnw
2. bez. vnw

Benoem het onderstreepte woord:

Morgen schijnt de zon de hele dag.

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

Heeft de politie van alle gasten vingerafdrukken genomen?

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

Een volwassen ijsbeer kan wel 800 kilogram wegen.

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

Het glasblazen is ooit uitgevonden door de Syriërs. 

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

Zou Lowlands echt populairder worden dan Pinkpop?

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

Veel talen worden met uitsterven bedreigd.

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

In perfecte staat kan glas sterker zijn dan staal.

1. zww
2. hww
3. kww

Benoem het onderstreepte woord:

Er was slechts één bezoeker bij het concert.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Benoem het onderstreepte woord:

Dit is de eerste keer dat hij een tien haalt op Engels.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Benoem het onderstreepte woord:

Als hoeveelste ben je geëindigd bij the Voice?

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Benoem het onderstreepte woord:

Er zijn achtduizend voedselpakketten uitgedeeld.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Benoem het onderstreepte woord:

Enkele bezoekers waren hun kaartje vergeten.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Benoem het onderstreepte woord:

Ik was vandaag als eerste online.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. onbepaald hoofdtelwoord
3. bepaald rangtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Tijdens de les viel hij bijna in slaap.

Noteer alle voorzetsels die je kunt bedenken.

De lidwoorden zijn: de, het en een.
Welke lidwoorden zijn bepaald en welke zijn onbepaald?

Noem de nevenschikkende voegwoorden (die plakken twee hoofdzinnen aan elkaar).

Voegwoorden zijn in twee soorten te verdelen:

Een voorbeeld in het Nederlands dat het verschil laat zien is:

Nevenschikkend: Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.

Onderschikkend: Ik ga met de fiets, omdat het mooi weer is.

Plaats in de zin

Een nevenschikkend voegwoord staat altijd in het midden van een samengestelde zin.

"Ik ga naar huis en jij gaat mee.'

Een onderschikkend voegwoord kan ook aan het begin van een zin staan:

Omdat het regent, ga ik naar huis.

Vragend voornaamwoord

(=herhaling vorig jaar)

Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat , welke (welk) en wat voor (een). Ze staan heel vaak aan het begin van een vraagzin.

Bijwoord (herhaling)

Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over het woord waar het bij hoort, vandaar de naam bijwoord.

Bijwoorden zeggen bijna altijd iets over een ander werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een plaats of tijd.

Erg, goed, heel, ontzettend, nogal

Bijwoord

De jonge schaatser is erg goed.

Hij schaatst ontzettend hard.

Ik kom altijd te laat.

Hij eet nooit zijn bord leeg.

Hoe vond je dat het ging met de oefeningen die je net hebt gedaan?

😒🙁😐🙂😃

Wat vind je het lastigst?

persoonlijk vnw

bez. vnw

zww

hww

kww

telwoorden

voegwoorden

voorzetsels

Heb je de opdrachten uit het boek gemaakt van persoonlijk vnw t/m telwoorden?

ja, alles af en ik snap het

ja, maar ik vind sommige dingen nog lastig

nee, maar ik ben al wel een heel eind

nee, nog lang niet.

Als ik de toets ga maken dan...

haal ik met gemak een voldoende

dan haal ik misschien een voldoende

dan haal ik een onvoldoende

Wat kun je:

Als het goed is kun je nu in een zin benoemen wat het pers. vnw, bez.vnw, zww, hww, kww, voegwoord en het telwoord is.

Zorg dat je bij bent met de opdrachten!
 En oefen op Cambiumned als dat nodig is.