5H Herh. Plant

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5H herhalen Planten
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5H herhalen Planten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Transport
Transport van water gaat in de plant omhoog door 3 krachten:
- Verdamping in de bladeren
- Worteldruk
- Capillaire werking: door de 
nauwe vaten gaat het water 
als een 'draad' omhoog via 
adhesie/cohesie

Slide 3 - Tekstslide

Worteldruk
Nitraat en fosfaat worden actief opgenomen = hoge osmotische waarde, die water uit bodem trekt.

Slide 4 - Tekstslide

Verdamping
verdamping via huidmondjes zorgt voor zuigkracht

Slide 5 - Tekstslide

Houtvaten
Vervoeren water en mineralen 
 van wortel naar blad 

Water omhoog getransporteerd door: worteldruk, capillaire werking, verdamping

Slide 6 - Tekstslide

Bastvaten
Vervoeren water en organische stoffen (suikers) van blad naar de rest van de plant. 

Richting van transport bepaald door waterdruk/osmose. 

Slide 7 - Tekstslide

Transport Bastvaten

Slide 8 - Tekstslide

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.

A
A:water B: meest
B
A:water B:minste
C
A:opgeloste stoffen B:meeste
D
A:opgeloste stoffen B:minste

Slide 9 - Quizvraag

Stroming in de bastvaten gaat
A
omhoog
B
omlaag
C
in beiden richtingen

Slide 10 - Quizvraag

Stroming in de houtvaten gaat altijd
A
omhoog
B
omlaag
C
in beiden richtingen

Slide 11 - Quizvraag

Door welke 3 krachten wordt water in een plant omhoog getransporteerd?

Slide 12 - Open vraag

Wortelharen nemen mineralen uit de bodem op in de cel. De concentratie in de cel is hoger dan in de bodem. Dit is een voorbeeld van:
A
diffusie
B
osmose
C
actief transport
D
passief transport

Slide 13 - Quizvraag

In de bastvaten is de richting van de sapstroom afhankelijk van de plaats waar de suikers nodig zijn. Noem een situatie waarbij de sapstroom omhoog gaat en een waarbij deze omlaag gaat.

Slide 14 - Open vraag

Afweer Planten
Planten beschermen zich tegen vraat via:
- mechanische afweer (stekels, doornen)
- mutualistische relaties (bijv. mieren in acacia, sluipwesp)
- chemische afweer (bittere smaak, brandharen met gif)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Celwanden

Primaire celwand - Cellulose
Middenlamel - Pectine (= plakkerig)
Soms secundaire celwand - Lignine (houtstof = houtachtige plant)

--> Koolhydraten, vormen de voedingsvezels in plantaardig voedsel. 

Deze heb je nodig voor?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 21 - Tekstslide

Welke formule voor fotosynthese klopt?
A
6 O2+ 6 H2O-> lichtenergie + glucose + 6 CO2
B
6 CO2 + 6 H2O -> lichtenergie + glucose + 6 O2
C
6 CO2 + 6 H2O + lichtenergie -> glucose + 6 O2
D
6 O2+ 6 H2O + lichtenergie -> glucose + 6 CO2

Slide 22 - Quizvraag

Noem drie voedingsvezels die een plant uit glucose kan maken

Slide 23 - Open vraag

Hoe wordt een overschot aan glucose vaak opgeslagen bij planten?
A
als eiwitten in wortels
B
als zetmeel in wortels
C
als eiwitten en vetten in stengels
D
als zetmeel in zowel wortels als zaden

Slide 24 - Quizvraag

Welke vaten vervoeren water met glucose van de bladeren naar de wortel?
A
Alleen de houtvaten.
B
Alleen de bastvaten.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe krijgt een blad water voor fotosynthese?
A
via de huidmondjes
B
via houtvaten
C
via de bastvaten

Slide 26 - Quizvraag

Hoe krijgt het blad koolstofdioxide voor de fotosynthese?

Slide 27 - Open vraag

Wat zijn beperkende factoren
voor fotosynthese?

Slide 28 - Woordweb

Autotroof/ Heterotroof
Organismen die zelf glucose kunnen maken uit CO2 en H2O noemen we autotroof (= zelf voedend)

Algemener: Autotroof organisme kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken.

Dieren kunnen dat niet. Die moeten hun glucose binnenkrijgen via voedsel. Zij zijn heterotroof (= ander voedend).

Slide 29 - Tekstslide

Definities
Organische stoffen zijn grotere koolstofketens die door organismen gemaakt worden, zoals glucose en zetmeel.

Anorganische stoffen zijn kleine moleculen zonder groot koolstofskelet. Komen ook buiten organismen voor. Bijv. CO2, H2O


Slide 30 - Tekstslide

Organisch of anorganisch?
Anorganisch

Organisch
Eiwit
Zetmeel
NaCl
Glucose
DNA
Koolstof dioxide

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

NP = BP - D

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de Bruto- en wat is 
de Nettoproductie om 10 uur?

Slide 34 - Tekstslide

Compensatiepunt
Dissimilatie
Fotosynthese
Licht is niet de beperkende factor

Slide 35 - Sleepvraag

De nettoproductie houdt in: alle glucose die...
A
...een plant produceert
B
...een plant produceert en zelf gebruikt voor dissimilatie
C
...een plant over houdt na dissimilatie en gebruikt voor groei
D
...een plant produceert zonder de glucose die hij opneemt

Slide 36 - Quizvraag

Drooggewicht = als je een organisme helemaal droogt.
Waarvoor gebruik je dit?
A
Om te kijken of een organisme aan fotosynthese gedaan heeft
B
Om te kijken of het organisme veel water bevat
C
Om te kijken of het organisme groter geworden is
D
Om te kijken of de biomassa van het organisme toegenomen is

Slide 37 - Quizvraag

Hoe groot is de O2 productie door fotosynthese bij verlichtingssterkte R ?

A
0,25
B
0,50
C
0,75

Slide 38 - Quizvraag

Huidmondjes
Planten ademen via hun huidmondjes

Overdag verbruikt de plant veel CO2 voor fotosynthese, dus is de concentratie CO2 in de plant laag --> CO2 komt door de huidmondjes het blad in

Overdag produceert de plant veel zuurstof uit fotosynthese, dus de concentratie O2 in de plant is hoog --> O2 gaat door de huidmondjes het blad uit.

Slide 39 - Tekstslide

Planten
‘s Nachts maakt de plant geen zuurstof. (Waarom niet?)

De plant verbruikt ‘s nachts wel zuurstof. (Waarvoor?)

Slide 40 - Tekstslide

Planten
Planten hebben naast CO2 ook water nodig voor fotosynthese.

Bij opname CO2 via huidmondjes ook vindt ook verdamping van water plaats.
Dit kan een probleem zijn!

Slide 41 - Tekstslide

Een cel met veel water in de vacuole (turgor) zet uit. 
Een cel met weinig water in de vacuole (plasmolyse) krimpt. 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Planten
Aanpassingen aan droogte:
 - minder huidmondjes
- tijdelijk huidmondjes sluiten 
- waslaag over bladeren
- alleen in 's nachts huidmondjes openen.

Slide 44 - Tekstslide

Wat is het verband tussen het sluiten van de huidmondjes en verminderde groei bij een plant?

Slide 45 - Open vraag