Herhalen H3 (deel 1 en 2) (3TL)

Deze les
Aan het eind van deze les.
- Kan je uitleggen wat de verschillende functies van geld zijn
- Kan je uitleggen wat het verschil tussen chartaal en giraal geld is
- Kan je uitrekenen wat enkelvoudige en samengestelde rente is
- Je kan de kredietkosten uitrekenen van een lening
Planning --> Opgaven maken en bespreken met elkaar
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Aan het eind van deze les.
- Kan je uitleggen wat de verschillende functies van geld zijn
- Kan je uitleggen wat het verschil tussen chartaal en giraal geld is
- Kan je uitrekenen wat enkelvoudige en samengestelde rente is
- Je kan de kredietkosten uitrekenen van een lening
Planning --> Opgaven maken en bespreken met elkaar

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Als ik boodschappen ga doen en ik betaal € 24,85 met mijn pinpas.
1) Wat gebeurt er met de chartale geldhoeveelheid, neemt die toe of neemt die af of blijft deze gelijk?
2) En wat gebeurt er met mijn girale geld hoeveelheid, neem die toe, neem die af of blijft die gelijk?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een ander woord voor een Debetsaldo?
A
In de plus
B
In de min / rood staan
C
Positief saldo
D
Negatief saldo

Slide 4 - Quizvraag

Peter vergelijkt broeken online. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel
Welke geldfuncties komen hier naar voren?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Oppotmiddel
D
Rekenmiddel

Slide 5 - Quizvraag

Rente die telkens na afloop van een jaar apart wordt uitgekeerd. Je spaartegoed zelf verandert niet.
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente

Slide 6 - Quizvraag

Rente die na elk jaar wordt bijgeschreven op je rekening. In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag en over de bijgeschreven rente.
A
Variabele rente
B
vaste rente
C
Enkelvoudige rente
D
Samengestelde rente

Slide 7 - Quizvraag

Truus heeft € 6000 op spaardeposito (enkelvoudige rente) gezet. De rente die zij jaarlijks ontvangt is % 4,3%. Hoeveel rente ontvangt zij over drie jaar?

Slide 8 - Open vraag

Truus haar man Jan heeft een spaarrekening met daarop € 16.000. Hij ontvangt per jaar een rente van 0,8%. Wat staat er aan het eind van jaar op zijn spaarrekening (samengestelde rente) ?

Slide 9 - Open vraag

0

Slide 10 - Video

Welke bewering hieronder is juist?
A
Aflossen en rente betekenen hetzelfde
B
Je kan alleen geld lenen bij een bank
C
Rood staan is een manier van lenen
D
Een lening betaal je gewoonlijk terug in termijnen. De termijnen zijn vaak bedragen per jaar

Slide 11 - Quizvraag

Een lening voor het kopen van een huis noem je een
A
Salariskrediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 12 - Quizvraag

Consumptieve kredieten. (lening bij de bank)
Consumptief krediet:
je leent geld voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen
  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
  • Salariskrediet


- Hypotheek is een lening voor de aankoop van een huis

- Koop op afbetaling en huurkoop zijn lening bij winkels (leveranciers)

Je leent een bedrag en betaalt dat terug in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven
Je spreekt met de bank af tot welk maximumbedrag je mag lenen, de kredietlimiet. Deze limiet blijft, dus al je weer een bedrag hebt afgelost, kun je weer opnieuw lenen tot deze limiet.
Je mag 'rood' staan tot een afgesproken bedrag. Dit bedrag is afhankelijk van je salaris

Slide 13 - Tekstslide

Je wilt iets kopen voor € 1.597,-. Je gaat dit bedrag lenen. Het termijn bedrag is € 50,- en de looptijd is 3 jaar.
A
De kredietkosten zijn € 1.800,-
B
De kredietkosten zijn € 203,-
C
De kredietkosten zijn € 1.447,-
D
De kredietkosten zijn € 150,-

Slide 14 - Quizvraag

Kredietkosten uitrekenen
Terug betalen in totaal € 50 x 36 = € 1800               
Geleend                                                      € 1597       -   
Kredietkosten zijn                                  € 203            

Kredietkosten zijn dus de kosten die je extra betaalt dan het geld wat je geleend hebt. Ander woord voor kredietkosten is rente.  

Slide 15 - Tekstslide

Wisselkoers:  vreemd geld --> €

Rene




In dit voorbeeld zie je dat € 1,- gelijk is aan 2,82 Turkse Lira.
Als je 500 Turkse Lira hebt, kun je dat omrekenen naar euro's. Zie het voorbeeld hierboven

Slide 16 - Tekstslide

De wisselkoers van 1 euro t.o.v. de dollar
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: $1,45
Je gaat op vakantie naar Amerika. Hoeveel dollar krijg je voor 300 euro?
A
$435
B
$231
C
$207
D
$390

Slide 17 - Quizvraag

Berekening van de vorige vraag
Je weet de €, je moet de $ uitrekenen.
€ 1              1          300
$ 1,30        x          ?
1,30 : 1 x 300 = $ 390

Slide 18 - Tekstslide

Albertje komt met $250,- uit Amerika terug van vakantie.
Wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: $1,45
Hoeveel euro krijgt ze terug als ze haar geld omwisselt?
A
€171,41
B
€192,30
C
€337,50
D
€322,50

Slide 19 - Quizvraag

Berekening van de vorige vraag
Nu weet je de $ en moet je de € uitrekenen.

€ 1            x          ?  
$ 1,45     1           250
1: 1,45 x 250 = € 172,41

Slide 20 - Tekstslide

Einde van het herhalen
Ga nu leren voor de toets van morgen. Leren doe je door
  •  Begrippen te leren -> Theorie lezen, samenvatting maken
  • Theorie toepassen -> Maken van oefenopgaven/rekenopgaven. Maken en NAKIJKEN !!!
  • Online oefentoetsen maken en goed nakijken

Ik ben beschikbaar voor vragen

Slide 21 - Tekstslide