3.4 Nog meer bankzaken?

Terugblik
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Slide 3 - Quizvraag

Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn kredietkosten?
A
Rente
B
Afsluitkosten e.d.
C
Rente + Afsluitkosten e.d.

Slide 5 - Quizvraag

Spaarmotieven
Doel
Voorzorg
Rente

Slide 6 - Sleepvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 7 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 8 - Quizvraag

noem de 3 functies van geld

Slide 9 - Woordweb

bankbiljetten en munten zijn
A
giraal geld
B
chiraal geld
C
gartaal geld
D
chartaal geld

Slide 10 - Quizvraag

Functies van geld
ruilmiddel
spaarmiddel
rekenmiddel

Slide 11 - Tekstslide

de groep landen binnen de Europese Unie die de euro als betaalmiddel hebben noemen we
A
Europese Unie
B
de Eurozone
C
Economische Europese Gemeenschap
D
de Sjengenlanden

Slide 12 - Quizvraag

Jetske heeft op 16 maart een tegoed op haar bankrekening van € 138. Op 17 maart ontvangt ze € 389 op haar bankrekening. Op dezelfde dag betaalt ze € 647 met haar pinpas. Bereken het tekort/tegoed.

Slide 13 - Open vraag

noem de 4 leenmotieven

Slide 14 - Woordweb

Een rente die kan veranderen, bijvoorbeeld met de marktrente mee, noemen we
A
vaste rente
B
variabele rente

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet dat je afsluit voor de aankoop van een huis?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 16 - Quizvraag

waar of niet waar:
je kunt op je bankrekening een creditsaldo of een debetsaldo hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Waar of niet waar:
Een tv kopen bij de media markt met betalen in 10 termijnen is geen lening
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Rente die telkens aan het eind van het jaar wordt uitgekeerd, waarbij je spaartegoed niet verandert noemen we
A
samengestelde rente
B
enkelvoudige rente

Slide 19 - Quizvraag

Ik heb € 1.500 op de bank. Ik krijg 0,45% rente. Bereken hoeveel rente ik heb ontvangen na 9 maanden.
A
€ 5,06
B
€ 6,75
C
€ 5,76
D
€ 7,75

Slide 20 - Quizvraag

De wisselkoers is € 1 = $ 1,20 (=aankoopkoers). Hoeveel dollar krijg je met € 367?

Slide 21 - Open vraag

Wisselkoers €1 = $1,22 (= verkoopkoers)
Je bent 2 jaar geleden op vakantie geweest naar Amerika
Je vindt in je koffer nog $250
Bereken hoeveel € je nu nog terug krijgt aan de hand van de bovenstaande wisselkoers

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 23 - Quizvraag

Wat is beleggen?
A
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen
B
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het niets oplevert dan sparen
C
Je zet je geld op een spaarrekening
D
Je stopt je geld in een spaarpot

Slide 24 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de € stijgt,
dan ...
A
wordt de € duurder
B
dan wordt de € goedkoper

Slide 25 - Quizvraag

De wisselkoers van 1 euro is
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: 1,28
Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390

Slide 26 - Quizvraag

Doelen vandaag
  • Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer
  • Je kunt de voor- en nadelen benoemen van beleggen vergeleken met sparen
  • Je kunt uitleggen wat je met de wisselkoers van vreemde valuta kunt omrekenen
  • Je kunt berekenen hoeveel vreemd geld je voor een bedrag in euro's krijgt
  • Je kunt een bedrag in vreemd geld omrekenen naar euro's

Slide 27 - Tekstslide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll