bron 1 Velleius Paterculus (20 voor Chr. - 30) is lid van de militaire staf van de latere Romeinse keizer Tiberius. In de jaren 4 en 5 neemt hij deel aan een grote militaire campagne onder leiding van Tiberius naar de Elbe in Noord-Duitsland. Velleius schrijft hierover:
We hadden ons kamp opgeslagen aan deze zijde van de genoemde rivier (de Elbe), terwijl de andere zijde blonk van de wapens van de vijandelijke krijgers, die bij elke beweging en iedere manoeuvre van onze schepen meteen terugweken. Een van de barbaren, een man op leeftijd, met een opvallende lichaamsbouw en naar zijn kleding te oordelen grote waardigheid, stapte in een bootje (een uitgeholde boomstam, zoals daar gebruikelijk is) en stuurde dit vaartuig alleen naar het midden van de stroom. Daar vroeg hij toestemming om zonder gevaar op de oever te komen die wij bezet hielden, en Tiberius te zien. Dat verzoek werd ingewilligd. Nadat hij zijn schuitje had aangemeerd, keek hij lange tijd zwijgend naar Tiberius, en zei toen: "Onze krijgers zijn gek, want ze vereren jullie als goden wanneer jullie er niet zijn, en wanneer jullie er wel zijn, vrezen ze liever jullie wapens dan zich onder jullie hoede te stellen. Maar ik heb met uw welwillende toestemming, Tiberius, vandaag de goden gezien over wie ik tot nu toe alleen maar had gehoord. Mijn hele leven lang heb ik geen gelukkiger dag gewenst of beleefd." En nadat hem was toegestaan de hand van Tiberius aan te raken, keerde hij terug naar zijn bootje en bleef onafgebroken naar hem omkijken toen hij naar de oever van zijn stamgenoten terugvoer.