(M&M) T2B1 'Op zoek naar voedsel' (Les 2)

Thema 2 Blok 1: 'Op zoek naar voedsel'
Les 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Blok 1: 'Op zoek naar voedsel'
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan de kenmerken (temperatuur, planten en dieren en regenval)  van de toendra, het tropisch regenwoud, de savanne, woestijnen  en de steppe noemen.
  • Je kan het verschil tussen weer en klimaat uitleggen.
  • Je kan uitleggen hoe neerslag ontstaat.
  • Je kan goede zinnen  maken met het begrip condensatie en verdamping.

Slide 2 - Tekstslide

Weer en klimaat
Het weer is hoe de lucht om ons heen is. Het kan koud/warm zijn of juist nat/droog.
Het klimaat is het weer over een langere periode in een groot gebied.

In Europa hebben we twee grote klimaatsoorten, het zeeklimaat en landklimaat

Zeeklimaat:=>  zomers niet erg warm, winters niet erg koud.
Landklimaat =>zomers heel warm, winters heel koud.

Slide 3 - Tekstslide

Droge klimaten
Savanneklimaat: Heel heet en droog, veel gras en bomen en één regenseizoen van een maand
Steppeklimaat: Heel erg droog en niet heel warm. Regent een paar maanden per jaar.

Slide 4 - Tekstslide

 n en gras.
Woestijn: 
Ligging: nog verder van de evenaar, zeer warm en droog gebied.

Droge klimaten

Slide 5 - Tekstslide

Droge klimaten
Woestijnklimaat: Heel erg droog, kan soms jaren niet regenen. Groeit bijna niets.

Slide 6 - Tekstslide

Natte klimaten
Zeeklimaat: Zomers niet erg warm en de winters niet erg koud. Er groeien hier loofbomen met bladeren. Die kunnen niet goed tegen de kou.
Tropisch klimaat: Zomers en winters warm. Ligt dicht bij de evenaar. Veel regen en veel verschillende planten en dieren.

Slide 7 - Tekstslide

Natte klimaten
Toendraklimaat: Grote temperatuurverschillen tussen winter en zomer (Zomer +15°C, Winter -30°C). De zomers zijn ook erg kort (1 / 2 maanden). Er is ook groot verschil in neerslag. Zomers weinig winters veel. Groeit daarom alleen gras

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Welke drie dingen hebben invloed op het klimaat?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is het zelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode + groot gebied

Slide 11 - Quizvraag

Welk klimaat is dit?

Slide 12 - Open vraag

Welk klimaat is dit?

Slide 13 - Open vraag

Welk klimaat is dit?

Slide 14 - Open vraag

Welk klimaat is dit?

Slide 15 - Open vraag

Welk klimaat is dit?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Lees de tekst 'Groeien'.
s het op de toendra altijd warm of bijna nooit warm?
A
Altijd warm
B
Bijna nooit warm

Slide 18 - Quizvraag

Lees de tekst 'Groeien'.
Groeien er op de toendra veel of weinig planten?
A
Veel planten
B
Weinig planten

Slide 19 - Quizvraag

Lees de tekst 'Groeien'.
In een tropisch regenwoud is het bijna nooit of juist altijd warm?
A
Bijna nooit warm
B
Altijd warm

Slide 20 - Quizvraag

Lees de tekst 'Groeien'.
Groeien er in een tropisch regenwoud veel of weinig planten?
A
Veel planten
B
Weinig planten

Slide 21 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje hiernaast. Bedenk hoe jij zou kunnen overleven in de toendra. Denk aan kleren, eten, onderdak.

Slide 22 - Open vraag

Kijk naar het plaatje hiernaast. Bedenk hoe jij zou kunnen overleven in het tropisch regenwoud. Denk aan kleren, eten, onderdak.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Lees de tekst 'Weer en klimaat'
Noem 3 onderdelen die samen het weer maken.

Slide 25 - Open vraag

De weerman vertelt op de radio of tv vaak nog meer over het weer. Bedenk nog twee onderdelen waar hij/zij dan over praat.

Slide 26 - Open vraag

  1. Ik ga morgen zwemmen, want het wordt 26 °C.
  2. In Zwitserland kun je elke winter fijn skiën.
  3. Gisteren regende het 10 mm.
  4. Volgende week gaat het vriezen
  5. In Paramaribo regent het per jaar 2100 mm.

Slide 27 - Tekstslide

Kijk naar de zinnen op de vorige dia.
Welke van deze zinnen gaan over het weer, je hoeft alleen de cijfers op te schrijven.
(Er kunnen meerdere antwoorden goed zijn)

Slide 28 - Open vraag