Les 2: Bloed en het bloedstelsel

Les 2: Bloed in het menselijk lichaam
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2: Bloed in het menselijk lichaam

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloed

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen Les 2:
Je kan...
  1. De samenstelling, functies en bouw van bloed beschrijven.
  2. Bloedsomlopen uitleggen
  3. Typen bloedvaten benoemen en aangeven waar die zich in het bloedvatenstelsel bevinden
  4. Bloedvaten in het menselijk lichaam herkennen en natekenen. (Deze misschien anders formuleren?)
Afbeelding: Anatomie museum: Body Worlds Amsterdam

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Maak aantekeningen tijdens de instructie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloed
  • Een volwassen mens heeft gemiddeld 5-6 liter bloed
  • Het hart pompt het bloed door het lichaam
  • Bloed transporteert stoffen, zoals zuurstof en voedingstoffen naar de organen
  • Bloed bestaat uit verschillende onderdelen met verschillende functies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je bloed een tijdje in een buisje laat staan kun je de verschillende onderdelen zien.
Bloedplasma: +/- 55%
Bloedcellen en bloedplaatjes: +/- 45%

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onderdelen van bloed
BlBB
Bloedplasma
Witte bloedcellen en bloedplaatjes
Rode bloedcellen

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplasma
  • Bloed bestaat voor ongeveer de helft uit bloedplasma
  • Bloedplasma is 91% water
  • Daarin opgeloste stoffen en plasma-eiwitten 
  • Bijvoorbeeld plasma-eiwit fibrinogeen, dit helpt bij het stollen van het bloed.
  • Functie bloedplasma: vervoer van voedingstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen van zuurstof.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes
  • Delen van uiteengevallen cellen, zonder celkern
  • Functie: Bloedstolling
  • Bij een wondje plakken steeds meer van deze bloedplaatjes aan elkaar en vormen samen met het fibrinogeen een korstje
  • Trombose = een bloedstolsel in een bloedvat

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan er gebeuren als een mens te weinig bloedplaatjes heeft?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

En wat kan er gebeuren als een mens juist teveel bloedplaatjes heeft?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Witte bloedcellen
  • hebben een celkern
  • Witte bloedcellen verdedigen het lichaam tegen ziekteverwekkers
  • De cel vouwt zich om de ziekteverwekker heen als die deze detecteert
  • Witte bloedcellen zijn niet vormvast en kunnen daardoor door de wand van de haarvaten heen om door het hele lichaam bacteriën uit te schakelen
  • Pus = dode witte bloedcellen met gedode bacteriën

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen
  • hebben geen kern
  • Vervoeren zuurstof (en een beetje koolstofdioxide)
  • Door het eiwit hemoglobine wat in de rode bloedcellen zit, kunnen de stoffen goed vastgehouden worden.
  • bloedarmoede = bloed bevat te weinig rode bloedcellen of te weinig hemoglobine. Daardoor kun je je zwak en moe voelen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er op dit plaatje?
A
Bloedplaatjes en fibrinogeen vormen stollen een wondje
B
Een witte bloedcel verdedigt het lichaam tegen een ziekteverwekker
C
Een rode bloedcel vervoert zuurstof door het lichaam
D
Het bloedplasma vervoert koolstofdioxide naar de longen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Bloedsomloop
  • Het hart en de bloedvaten vormen het bloedvatenstelsel
  • Het bloedvatenstelsel bestaat uit slagaders, aders en haarvaten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders
  • Bloed stroomt weg van het hart
  • Bloeddruk in slagaders is hoog
  • Dus: wanden slagaders zijn dik en elastisch

Slide 16 - Tekstslide

Vertel ook over:
Diep in het lichaam gelegen.
slag merkbaar in bv. polsen

Aders
  • Stroming terug naar hart
  • Bloeddruk = lager
  • Dus: wanden van aders zijn dunner en minder elastisch
  • Kleppen om te zorgen dat het bloed maar 1 kant op kan stromen 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haarvaten
  • Slagaders vertakken steeds kleiner tot haarvaten
  • Lage stroomsnelheid
  • Dunne wand -> 1 cellaag
  • Stoffen kunnen door de wand heen om organen te bereiken en weer terug om afvalstoffen af te voeren

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat dat bloed vervoert vanaf het hart naar de maag?
A
Maag ader
B
Maag slagader
C
Hart ader
D
Hart slagader

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het bloedvat dat bloed vervoert van een nier naar het hart?
A
Hart ader
B
Hart slagader
C
Nier slagader
D
Nier ader

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus:
  • Een bloedvat wordt vernoemt naar het orgaan waar die heen leidt
  • Slagader: van hart naar orgaan
  • Ader: van orgaan naar hart

  • Uitzonderingen: De aorta, de bovenste en onderste holle ader en de leverpoortader

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aorta
Grootste slagader in het lichaam
Hier takken alle andere slagaders van af.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bovenste en onderste holle ader
Brengt al het zuurstofarme bloed van de aders terug naar het hart.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leverpoortader
Brengt zuurstofarm bloed met voedingsstoffen van de darmen naar de lever

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop: hart ->  longen -> hart
Functie: zuurstof opnemen in bloed en koolstofdioxide afgeven.
Grote bloedsomloop: hart-> rest van het lichaam (organen) ->  hart 

Zuurstofarm bloed
Zuurstofrijk bloed

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde instructie
  • Maak je aantekeningen compleet
  • Werk verder in het werkboek

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies